3.4
Variant 3: gecombineerd bedrijf
L1 / L2 / L3
Afbeelding 5: variant 3: combinatie van parallelschakeling en master-slave-bedrijf
Aanwijzingen
•
voor het ontwerp
•
•
•
•
•
•
•
•
•
®
MOVIDRIVE
meermotorenaandrijvingen
E
Q Q
U / V / W
Master
Alleen met 4-polige SEW-asynchroonmotoren (DR, DT, DV, CT, CV) mogelijk. Be-
drijf met synchroonmotoren, andere SEW-asynchroonmotoren of niet SEW-motoren
is niet mogelijk.
Master-aandrijving: alleen de bedrijfssoort CFC is mogelijk.
Slave-aandrijvingen: alleen de bedrijfssoort CFC&M-CONTROL is mogelijk.
Alleen motorreductoren van hetzelfde type en met dezelfde wikkelgegevens toepas-
sen.
Er mogen maximaal 6 motoren parallel aangesloten worden.
Let er op dat de encoder op die motorreductor wordt gemonteerd, die ten opzichte
van de lastmassatraagheid de grootste speling resp. de grootste elasticiteit bezit. In
het voorbeeld met de vier motorreductoren op één cardanas en de beide lasten aan
de aseinden betekent het dat beide binnenste motoren met een encoder uitgevoerd
moet worden.
Bereken het motorvermogen P
verlangde vermogen P
aandrijving
voorbeeld bij hijswerken) en het aantal motoren n
regelreserve van 10%.
= 1.1 × P
– P
mot
aandrijving
Het vermogen P
aandrijving
gelreserve van 10% is dan het vereiste regelaarvermogen.
– Regelaarvermogen in overeenstemming met het maximum koppel bij dynami-
sche belasting.
De regelaars moeten via SBus, RS-485-interface of via een analoge ingang met el-
kaar verbonden zijn. Bij een analoge verbinding moet de master-regelaar met de 'uit-
breidingskaart type DIO11A' (analoge uitgang) uitgerust zijn.
Om de beste regeltechnische eigenschappen te verkrijgen hebben de SBus- of de
analoge verbinding de voorkeur boven de RS-485-verbinding.
Variant 3: gecombineerd bedrijf
SBus / RS-485 /
-10 ... +10 V
van de individuele motoren aan de hand van het
mot
(inclusief de noodzakelijke veiligheidstoeslag , bij-
mot
/ n
mot
van de aandrijving inclusief de veiligheidstoeslag en de re-
E
Q Q
U / V / W
Slave
03910AXX
. Houd daarbij rekening met een
3
11