8.5.3
Instellingen databank
Het pad van de "eigen wentellagerdatabank" kan opnieuw worden ingevoerd om opge-
slagen wentellagerdatabanken weer te integreren of nieuwe databanken over te nemen.
Kies [Extras] / [Settings] / [Rolling bearing database] om de gegevensbron voor de wen-
tellagerdatabank te bepalen. Om de zoeksnelheid te optimaliseren en dubbel inge-
voerde gegevens bij de zoekresultaten te voorkomen, kan de zoekopdracht worden
beperkt.
Standaard is de instelling "CD database and user-defined rolling bearing database"
opgeslagen. Deze instelling voor door SEW-EURODRIVE aanbevolen. Als de te
bewaken lagers niet opgeslagen zijn, kunt u deze opnieuw aanleggen.
8.5.4
Impulstest
De impulstest meet de overdracht van het signaal van de zitting van het meetobject naar
de montageplaats (sensor). De test bepaalt of de montageplaats geschikt is ([Signal
path] / [Mounting test]). Bovendien kunnen parameters voor grenswaarden automatisch
worden ingesteld ([Signal path] / [Diagnosis object]).
U start de impulstest met de startknop. Voordat een impuls wordt verzonden, wordt de
achtergrondruis van de machine gemeten.
Vervolgens wordt de structuur aan de desbetreffende lagerzitting met de impulstester
(artikelnummer 14066335) geactiveerd en worden drie impulsresponses bij de desbe-
treffende montageplaats gemeten.
De resultaten van de impulstest zijn alleen geldig als de afstand tussen achtergrondruis
en testresultaten groot genoeg is en als de deviatie van de meetwaarden niet groter is
dan 40%.
Als de achtergrondruis te sterk is, wordt aangeraden de meting bij een stilstaande
machine te herhalen.
Voor een betrouwbare bewaking van de wentellagers moet het resultaat van de impuls-
test minimaal 5 mg/N zijn.
Handboek – Diagnose-eenheid DUV30A
Apparaatfuncties
Wentellagerdatabank
8
57