8.4.16 Overbrengingsverhouding
Reductoroverbrengingsverhouding meettoerental/objecttoerental
De overbrenging geeft toerentalverschillen aan tussen de motoras en de as waarop het
te bewaken wentellager (of object) zich bevindt, indien:
•
•
Voor de quotiënt betekent dit:
•
•
AANWIJZING
De invoerwaarden van het objecttoerental en het meettoerental moeten steeds
< 50 zijn.
8.4.17 Aanduiding
Voer een alfanumerieke aanduiding in voor het te bewaken diagnoseobject.
8.4.18 Schadefrequenties
Voer de schadefrequenties (subobjecten) in die moeten worden toegewezen aan een
bepaalde machineschade (object).
Bij de diagnose-eenheid DUV30A kunnen maximaal twintig afzonderlijke frequenties
worden gedefinieerd die aan maximaal vijf diagnoseobjecten kunnen worden toege-
wezen.
Door de sommatie van de afzonderlijke amplituden van de aangegeven frequenties
wordt het kengetal van het object berekend.
De frequenties worden beschreven met behulp van de zogenaamde ordeningsanalyse.
Hiervoor is de vereiste frequentie gelijk aan de ordeningsfactor vermenigvuldigd met de
actuele draaifrequentie.
De ordeningsfactor is een veelvoud van de draaifrequentie. De bijbehorende schade-
frequentie wordt als volgt berekend:
schadefrequentie = ordeningsfactor x draaifrequentie
Voorbeeld: ordeningsfactor = 6,23, draaifrequentie = 50 Hz: schadefrequentie =
373,8 Hz
De ordeningsfactor heeft altijd betrekking op de desbetreffende frequentie van het aan-
gelegde foutobject. Als de toerentallen van de objecten verschillend zijn, moet rekening
worden gehouden met de corresponderende reductoroverbrengingsverhoudingen.
Handboek – Diagnose-eenheid DUV30A
het aangegeven toerental betrekking heeft op de motoras en
de assen via een reductor met elkaar verbonden zijn
(meting / object) < 1:
(meting / object) > 1:
Apparaatfuncties
Diagnoseobjecten
toerentalverhoging m.b.t. de aandrijving
toerentalverlaging m.b.t. de aandrijving
8
49