Apparaatfuncties
8
Diagnoseobjecten
8.4.6
Schakelpunten constant
8.4.7
Schakelpunten variabel
8.4.8
Gemiddelden niveau
44
De diagnose-eenheid DUV30A gebruikt eigen grenswaarden voor de bewaking van de
trillingsacceleratie (niveau) en de trillingssnelheid in de tijdspanne. In tegenstelling tot
de diagnoseobjecten zijn dit absolute waarden van de acceleratie (eenheid [mg]) of de
snelheid (eenheid [mm/s]).
Om tijdens het regelbare bedrijf rekening te houden met verschillen m.b.t. het active-
ringsniveau bij verschillende toerentallen, wordt het te bewaken niveau overeenkomstig
de ingestelde curve "Signaalweging" gewogen.
Het is mogelijk twee activeringsdrempels (geel en rood) te definiëren die ook worden
gebruikt voor de schakeling van de uitgangen.
•
Signalering bij geel:
eerste gele led brandt en schakeluitgang geschakeld
•
Signalering bij rood:
eerste gele led brandt, derde rode led (L) brandt en schakeluitgang 2 geschakeld
Minimaal: 200 mg; 0 mm/s
Maximaal: 25000 mg; 50 mm/s
Eenheden:
1 mg = 0,001 g
2
1 g = 9,81 m/s
(zwaartekrachtversnelling)
Bij een variabel toerental kunnen de grenswaarden via het bedrijfstoerentalbereik vari-
abel worden ingesteld. Hierbij wordt de curve voor vooralarm met de linker muisknop
gesleept. De afstand tussen geel en rood als procentuele waarde wordt ingevoerd.
Hierbij worden alleen waarden overgenomen die resulteren in activeringsdrempels
< 25000 mg of < 50 mm/s. De exacte waarden worden weergegeven voor het gedefini-
eerde teach-intoerental.
Het gemiddelde niveau is het aantal afzonderlijke metingen dat is vereist voor de bere-
kening van een diagnostische analyse.
De middeling van het trillingsniveau (tijdspanne) of de trillingssnelheid wordt onafhan-
kelijk van de middeling bij de bepaling van de diagnosewaarden (frequentiebereik) inge-
steld.
Het meetinterval is 8 seconden bij langzame eenheden en 0,8 s bij normale eenheden
voor de berekening van de gemiddelde waarde, voor de bepaling van de maximale piek
en de trillingssnelheid.
Handboek – Diagnose-eenheid DUV30A