Apparaatfuncties
8
Monitoring
8.6.4
Diagnosewaarde
8.6.5
Gegevens opnemen
60
In de statusmodus of diagnosewaardemodus worden de gewogen en gemiddelde
karakteristieke statuswaarden voor elk aangelegd object weergegeven. De referentie-
waarden hiervoor zijn de teach-inwaarden, afbeelding (→ pag. 31).
De evaluatie kan naar keuze worden uitgevoerd op basis van het ruwe signaal of van
de omhulling van het gemoduleerde tijdsignaal. De instellingen in de sensor zijn geldig.
Als u de analysemethode wilt veranderen, moet u de sensorparameters aanpassen.
Zodra er nieuwe waarden zijn berekend (afhankelijk van het aantal ingestelde gemid-
delden), wordt een nieuwe waarde weergegeven (zie hoofdstuk "Gemiddelden diagno-
seobjecten" (→ pag. 40)).
De weergegeven grenswaarden komen overeen met de ingestelde grenswaarden in de
sensor en correleren met de leddisplay op de sensor.
Als voor niveaumonitor en diagnoseobjecten verschillende gemiddelden zijn ingesteld,
worden de gegevens van niveau en diagnoseobjecten overeenkomstig het aantal
gemiddelden dat is ingesteld voor de diagnoseobjecten, opnieuw weergegeven. De
ingestelde parameters zijn geldig voor de bewaking.
Afhankelijk van de weergegeven diagnosediepte (spectrum-subobjecten-objecten-diag-
nosewaarde) kunnen de weergegeven gegevens continu worden opgeslagen (data-
streaming) en vervolgens opnieuw worden weergegeven. Zo kan de diagnose-eenheid
DUV30A ook als meetapparaat worden gebruikt.
Als u een meting wilt opnemen of weergeven, moet u eerst het bestand openen. Dit
bestand moet eerst worden aangelegd, voordat u gegevens kunt opnemen. Vervolgens
kunt u met de functies voor opnemen of afspelen de gegevens opnemen of weergeven.
Handboek – Diagnose-eenheid DUV30A
1204221835