Apparaatfuncties
8
Diagnoseobjecten
8.4.2
Eindtrap
8.4.3
Trillingssnelheid V
8.4.4
Niveaumonitor
8.4.5
Bewakingstype
42
De schakelsignalen (eindtrap) van de diagnose-eenheid DUV30A kunnen als verbreek-
contact en als maakcontact worden ingesteld. De instelling "verbreekcontact" wordt
aanbevolen (detectie van kabelbreuk).
AANWIJZING
Als u de schakeluitgangen van de diagnose-eenheid DUV30A via een frequentierege-
®
laar MOVIDRIVE
MDX60B/61B wilt verwerken, moet u de schakelsignalen als "ver-
breekcontact" instellen.
eff
Naast de vijf objecten kan in de modus Normale eenheden de trillingssneldheid v
worden bewaakt. Hiervoor wordt de trillingssnelheid volgens DIN ISO 10816 (evaluatie
van de trillingen van machines door metingen aan niet-roterende onderdelen) berekend
op basis van het ruwe acceleratiesignaal in het vrij instelbare frequentiebereik tussen
1,25 en 1000 Hz (standaard 10 tot 1000 Hz). Hiermee kan de diagnose-eenheid
DUV30A grenswaarden met de eenheid [mm/s] uit DIN ISO 10816 bewaken.
Naast de frequentieselectieve (d.w.z. smalband) meting van de wentellagers en/of diag-
noseobjecten maakt de niveaumonitor een aanvullende bewaking van de trillingsstatus
in de tijdspanne mogelijk. Deze zogenaamde breedbandmeting levert algemene gege-
vens over het totale systeem door het ruwe acceleratiesignaal met betrekking tot de
maximale acceleratie of de gemiddelde acceleratie te evalueren.
Het bewakingstype bepaalt of de niveaumonitor de maximale peak (stootbewaking) of
de gemiddelde waarde (trillingsbewaking) van het gemeten acceleratiesignaal moet
bewaken. In tegenstelling tot de diagnoseobjecten wordt de latere bewaking uitgevoerd
op basis van absolute waarden.
Er kunnen twee verschillende alarmniveaus en een toerentalafhankelijke signaalweging
worden ingesteld.
De responsevertraging en het aantal gemiddelden worden onafhankelijk van de instel-
lingen voor de diagnoseobjecten ingesteld.
Handboek – Diagnose-eenheid DUV30A
eff