2.
Reinig beide kanten van de codeerstrip met een doek die is bevochtigd met water, zoals
aangegeven in het bedieningspaneel en tik op Doorgaan wanneer u klaar bent.
OPMERKING:
onderhoudspatroon.
3.
Sluit de bovenklep.
De wagen verplaatst zich naar de linkerkant van de printer.
4.
Het bedieningspaneel vraagt u om de klep opnieuw te openen en de rechterkant van de
codeerstrook (in het servicestation) te reinigen. Druk op Continue (Doorgaan) als u klaar bent.
5.
Sluit de bovenklep weer. De wagen keert terug naar zijn "Klaar"-positie in het servicestation.
3. De plaat reinigen
U moet de plaat reinigen wanneer hierom wordt gevraagd door periodieke onderhoudswerkzaamheden.
Reinig ook de plaat als u een van de volgende aanwijzingen opmerkt:
●
Inkt gaat vlekken bij het afdrukken met voorinstellingen waarmee u voorheen goed hebt gewerkt.
●
Frequente papierstoringen.
●
Inktvlekken en vegen op de achterkant van de afdrukken.
●
Strepen of korreligheid verschijnen in de eerste 10 cm van de afdruk, wanneer u een papier en
voorinstelling gebruikt die voorheen goed werkte.
Zie
Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen op pagina 209
1.
Verwijder de rol als deze is geladen. Zie
152
Hoofdstuk 13 Printeronderhoud
Zorg ervoor dat het oppervlak van de codeerstrook is gereinigd, vooral achter de
voor meer informatie.
Een papierrol verwijderen op pagina
44.