4.7 Besturingsdata
(met besturingseenheid)
Functies van pompen met besturingseenheid:
•
"continu bedrijf" knop voor functietest en ontluch-
ting van doseerkop
•
geheugenfunctie (slaat maximaal 65.000 pulsen
op) (optioneel)
•
twee-traps tank-leeg signaal (bijv. via Grundfos
tank-leeg sensor)
•
slagsignaal/bijna-leeg signaal (optioneel)
•
aan/uit op afstand.
Bedieningsmodi:
•
handmatig
Slagfrequentie: handmatig instelbaar
•
contactsignaalbesturing
Vermenigvuldigingsfactor (1:n) en deelfactor
(n:1) (optioneel).
Ingangen en uitgangen
Ingangen
Maximale belasting: 12 V, 5 mA
Contactsignaal
Minimum pulslengte: 10 ms
Minimum pauzetijd: 10 ms
Aan/uit op
Maximale belasting: 12 V, 5 mA
afstand
Tank-leeg sig-
Maximale belasting: 12 V, 5 mA
naal
Uitgangen (met besturingseenheid AR)
Maximale Ohmse belasting:
Foutsignaal
50 VDC / 75 VAC, 0,5 A
Slagsignaal
Contacttijd/slag: 200 ms
Bijna leeg sig-
Maximale Ohmse belasting:
naal
50 VDC / 75 VAC, 0,5 A
5. Installatie
5.1 Installatielokatie
5.1.1 Benodigde ruimte voor bediening en
onderhoud
De pomp moet worden geïnstalleerd in
een positie waar deze vrij toegankelijk
N.B.
is tijdens bedrijf en onderhoudswerk-
zaamheden.
De bedieningselementen moeten vrij toegankelijk
zijn tijdens bedrijf.
Onderhoudswerkzaamheden aan de doseerkop en
de ventielen moeten regelmatig worden uitgevoerd.
Zorg voor voldoende ruimte voor het verwijderen van
de doseerkop en de ventielen.
5.1.2 Toelaatbare omgevingsinvloeden
Toelaatbare omgevingstemperatuur: 0 °C tot +40 °C.
Toelaatbare luchtvochtigheid: max. relatieve vochtig-
heid: 92 % (niet condenserend).
De lokatie van de installatie moet over-
dekt zijn!
Zorg er voor dat de beschermings-
klasse van de pomp en motor niet
nadelig worden beïnvloed door de
Voorzichtig
atmosferische omstandigheden.
Pompen met besturingseenheid zijn
uitsluitend geschikt voor gebruik bin-
nen! Niet buiten installeren!
5.1.3 Montage-oppervlak
De pomp moet op een vlak oppervlak worden
gemonteerd.
5.2 Montage
Draai de schroeven voorzichtig vast,
Voorzichtig
anders kan de kunststof behuizing
beschadigd raken.
5.2.1 Horizontale montage
7
113
9
Afb. 12 Boorplan
•
Gebruik vier M6 bouten voor het monteren van
de pomp op de tank of op een console, zodat het
zuigventiel zich onderaan en het persventiel zich
bovenaan bevindt (doseerdoorstroming is altijd
naar boven).
5.2.2 Verticale montage
Pompen met Plus
N.B.
verticaal worden gemonteerd!
1. Monteer de pomp op een verticaal oppervlak
(bijv. een muur) m.b.v. vier M6 bouten.
2. Schroef de doseerkop los (vier binnen doseer-
kopschroeven (1q + 2q)).
3. Draai de tussenring (4q) zo dat de uitloopopening
naar beneden wijst.
4. Draai de doseerkop 90° zodat het zuigventiel
onderaan is en het persventiel bovenaan
(doseerstroom altijd naar boven).
5. Draai de bouten kruislings aan m.b.v. een
momentsleutel.
Maximum aanhaalkoppel:
DMI 0.3 - DMI 6.0: 2,1 Nm.
DMI 9.0 - DMI 18: 2,5 Nm.
6.5
3
systeem mogen niet
21