2.2 Regelen en bewaken
De pompen kunnen worden geregeld via de Grundfos regelaars
LC/LCD 107, LC/LCD 108, LC/LCD 110.
Pompen met sensor worden geleverd in combinatie met een
IO 111 welke signalen kan ontvangen van de volgende transmit-
ters:
•
Water-in-olie-sensor (WIO sensor) in de pomp
•
Vochtigheidssensor in de motor
•
Temperatuursensor in de statorwikkelingen
•
Wikkelingenweerstandsensor in de motor.
Zie voor verdere informatie de installatie- en
bedieningsinstructies voor de specifieke sensor.
2.3 Toepassingen
SL1 en SLV pompen zijn ontworpen voor het verpompen van
deze vloeistoffen:
•
grote hoeveelheden drainage- en oppervlaktewater
•
huishoudelijk afvalwater met afvoer van toiletten
•
afvalwater met hoge concentratie vezels (Vortex waaier)
•
gemeentelijk en commercieel riool- en afvalwater.
SL1 en SLV pompen zijn ideaal in de volgende locaties:
•
openbare gebouwen
•
hoogbouw
•
industriëen
•
garages
•
meerlagige parkeergarages
•
auto wasstraten
•
restaurants.
Vanwege het compacte ontwerp zijn de pompen geschikt voor
zowel tijdelijke als permanente opstelling.
2.4 Selectie van de pomp
Onderstaande pomp geeft aan welke pompversie moet worden
gekozen voor bepaalde vloeistoffen:
Waaiertype: 1 = kanaalwaaier, V = Vortex waaier.
Te verpompen media
Drainagewater
Huishoudelijk afvalwater zonder
afvoer van toiletten
Huishoudelijk afvalwater met afvoer
van toiletten
Afvalwater met hoge concentratie
vezels
Industrieel afvalwater
Afvalwater met gashoudend slib
Gemeentelijk afvalwater
Pompdoorlaat [mm]
50
65
80
100
1
V
1 / V
1 / V
1
V
1 / V
1 / V
1 / V
1 / V
V
V
V
1 / V
1 / V
1 / V
1 / V
1 / V
1 / V
2.5 Bedrijfscondities
De Grundfos SL1 en SLV pumps zijn geschikt voor de volgende
bedrijfsomstandigheden:
•
S1 bedrijf (continu bedrijf), de pomp moet altijd tot aan de
bovenkant van de motor met de verpompte vloeistof worden
bedekt. Zie afb. 2.
•
S3 bedrijf (bedrijf met tussenpozen), de pomp moet altijd tot
boven de kabeldoorvoer met de verpompte vloeistof worden
bedekt. Zie afb. 2.
Voor meer informatie over S1 en S3 bedrijf, zie paragraaf
9.2 Bedrijfsmodi.
Afb. 2 Stop niveaus
pH waarde
SL1 en SLV pompen in permanente installaties kunnen worden
gebruikt voor het pompen van vloeistoffen met een pH-waarde
tussen 4 en 10.
Vloeistoftemperatuur
0 °C tot + 40 °C.
Gedurende korte periodes (max. 3 minuten) is een temperatuur
van maximaal 60 °C toegestaan (geldt niet voor de Ex-versies).
Waarschuwing
Explosieveilige pompen mogen nooit vloeistoffen
pompen met een temperatuur hoger dan +40 °C.
Omgevingstemperatuur
Waarschuwing
Voor explosieveilige pompen moet de
omgevings temperatuur op de installatielocatie
liggen tussen -20 °C en +40 °C.
Voor explosieveilige pompen moet de omge-
vingstemperatuur op de installatielocatie liggen
tussen 0 °C en +40 °C.
Voor niet explosieveilige pompen mag de omgevings temperatuur
gedurende een kortere periode hoger zijn dan 40 °C
(max. 3 minuten).
Dichtheid en viscositeit van de verpompte vloeistof
Voor het verpompen van vloeistoffen met een hogere dichtheid
en/of kinematische viscositeit dan water dienen motoren met een
dienovereenkomstig vermogen te worden gebruikt.
Stroomsnelheid
Het is aan te raden een minimale stroomsnelheid te houden om
sedimentatie in het leidingwerk te voorkomen. Aanbevolen
stroomsnelheden:
- in verticale leidingen: 0,7 m/s
- in horizontale leidingen: 1,0 m/s
Installatiediepte
Maximaal 20 meter onder het vloeistofniveau.
Maximale kogeldoorlaat
Van 50 t/m 100 mm, afhankelijk van de pompcapaciteit.
Bedrijfsmodus
Maximaal 20 starts per uur.
S1 bedrijf
S3 bedrijf
289