7. Installatie
Zorg er, voorafgaand aan installatie, voor dat de
Voorzichtig
bodem van de put gelijk is.
Waarschuwing
Alvorens aan de installatie te beginnen, moet u de
voedingsspanning uitschakelen en de netschake-
laar in positie 0 vergrendelen.
Alle externe spanning die op de pomp is aange-
sloten, moet worden uitgeschakeld voordat er
aan de pomp gewerkt wordt.
Voer, voorafgaand aan de installatieprocedures, deze controles uit:
•
Is de pomp gelijk aan hetgeen besteld?
•
Is de pomp geschikt voor de voedingsspanning en frequentie
die beschikbaar is op de installatieplek?
•
Zijn de toebehoren en andere apparatuur onbeschadigd?
Meer details over toebehoren kunnen worden
N.B.
gevonden in het databoek SL1, SLV, DP, EF
pompen op www.grundfos.com.
Bevestig het extra naamplaatje dat met de pomp is meegeleverd
aan het kabeluiteinde in de regelkast.
Alle veiligheidsregels ter plekke van de installatie moeten worden
nageleefd, bijv. het gebruik van ventilatoren voor de toevoer van
frisse lucht naar de put.
Controleer voorafgaand aan het installeren het oliepeil in de olie-
kamer. Zie paragraaf 10. Onderhoud en service.
Waarschuwing
Houdt uw handen of gereedschap weg uit de
zuig- of persopening van de pomp nadat de pomp
is aangesloten op de voedingsspanning, tenzij de
pomp is uitgeschakeld door de zekeringen te
verwijderen of door de netschakelaar uit te
schakelen. Zorg ervoor dat de voedingsspanning
niet per ongeluk kan worden ingeschakeld.
Wij raden aan om altijd Grundfos toebehoren te
Voorzichtig
gebruiken om storingen als gevolg van een
onjuiste installatie te voorkomen.
Waarschuwing
Gebruik uitsluitend de hijsbeugel voor het hijsen
van de pomp. Gebruik deze niet om de pomp in
positie te houden tijdens bedrijf.
Opstellingstypes
De SL1 en SLV pompen zijn ontworpen voor twee installatietypen:
•
Ondergedompelde opstelling met voetbochtkoppeling.
•
Vrijstaande ondergedompelde installatie op een standring.
7.1 Ondergedompelde opstelling met voetbochtkoppe-
ling
Pompen die bestemd zijn voor permanente opstelling kunnen
worden geïnstalleerd op een stationaire voetbochtsnelkoppeling
met geleidestang. Het voetbochtsysteem vergemakkelijkt onder-
houd en service, aangezien de pomp eenvoudig uit de put kan
worden getild.
Waarschuwing
Voordat u aan de installatieprocedure begint
dient u er zeker van te zijn dat de atmosfeer in de
put niet explosiegevaarlijk is.
Zorg ervoor dat het leidingwerk is geïnstalleerd
zonder onnodige druk uit te oefenen. De belas-
ting van het leidingwerk mag niet door de pomp
Voorzichtig
worden gedragen. Wij raden het gebruik van
losse flenzen aan om de installatie te vergemak-
kelijken en om leidingdruk bij de flenzen en
bouten te voorkomen.
294
Gebruik geen elastische elementen of balgen in
het leidingwerk; deze elementen zouden nooit
Voorzichtig
gebruikt moeten worden als een middel om het
leidingwerk uit te lijnen.
Ga als volgt te werk:
1. Boor montagegaten voor de beugel van de geleidestang bin-
nenin de put en maak de geleidestang provisorisch vast met
twee schroeven.
2. Plaats het voetstuk van de voetbocht op de bodem van de put.
Gebruik een schietlood om de juiste positionering te bepalen.
Bevestig de voetbochtkoppeling met keilbouten. Als de bodem
van de put ongelijk is, moet het voetstuk van de voetbocht
worden ondersteund zodat deze recht staat bij het bevestigen.
3. Monteer de persleiding volgens de algemeen bekende proce-
dures, zonder de leiding te verdraaien of onder druk te zetten.
4. Plaats de geleidestangen op het voetstuk van de voetbocht-
koppeling en pas de lengte van de geleidestangen nauwkeu-
rig aan de bovenste bevestigingsbeugel aan.
5. Draai de provisorisch vastgemaakte bevestigingsbeugel los.
Plaats de bovenste geleidestangbeugel in de geleidestang.
Maak de bevestigingsbeugel binnen in de put vast.
De geleidestangen dienen absoluut geen axiale
N.B.
speling te vertonen, aangezien dit veel lawaai
veroorzaakt als de pomp in bedrijf is.
6. Eventueel puin dient uit de put te worden verwijderd, voordat u
de pomp erin plaatst.
7. Monteer de geleideklauw aan de persopening van de pomp.
8. Schuif de geleideklauw van de pomp tussen de geleiderails en
laat de pomp in de put zakken door middel van een geborgde
ketting die aan de hijsbeugel van de pomp is vastgemaakt.
Wanneer de pomp het voetstuk met voetbochtkoppeling
bereikt, koppelt de pomp zich vanzelf.
9. Hang het uiteinde van de ketting op aan een degelijke haak
aan de bovenkant van de put en zorg ervoor dat de ketting
niet in contact kan komen met het pomphuis.
10.Pas de lengte van de motorkabel aan door deze op te rollen
op een trekontlaster zodat de kabel niet kan beschadigen tij-
dens bedrijf. Maak de trekontlaster vast aan een geschikte
haak bovenin de put. Zorg ervoor dat de kabel niet afgekneld
wordt.
11.Sluit de motorkabel aan.
Het vrije uiteinde van de kabel mag niet worden
N.B.
ondergedompeld aangezien water door de kabel
de motor kan binnendringen.
Afb. 4 Ondergedompelde opstelling met voetbochtkoppeling.