Storingstabel - Grundfos SL1 Installatie- En Bedieningsinstructies
Verberg thumbnails
Zie ook voor SL1:
- Installatie- en bedieningsinstructies (44 pagina's) ,
- Installatie- en bedieningsinstructies (18 pagina's)
Inhoudsopgave
Advertenties
11. Storingstabel
Waarschuwing
Voordat een poging wordt gedaan om een storing te analyseren, dienen de zekeringen te worden verwijderd of dient
de voedingsspanning te worden uitgeschakeld. Zorg ervoor dat de voedingsspanning niet per ongeluk kan worden
ingeschakeld.
Er mogen geen onderdelen meer draaien.
Waarschuwing
Alle regelgeving die geldt voor pompen die zijn geïnstalleerd in mogelijke explosie gevaarlijke omgevingen moet
worden aangehouden.
Het moet worden gewaarborgd dat er geen werkzaamheden worden uitgevoerd in mogelijk explosiegevaarlijke
omgevingen.
Start het storingzoeken voor pompen met sensor, door de status te controleren van het IO 111 frontpaneel.
N.B.
Zie de installatie- en bedieningsinstructies voor de IO 111.
Storing
1. De motor start niet.
Zekeringen doorgebrand of
veiligheidsautomaat schakelt
direct uit.
Pas op: Start de pomp niet
opnieuw!
2. Pomp draait, maar
motorbeveiliging schakelt na
korte tijd uit.
3. De thermische schakelaar van
de pomp schakelt uit na een
korte tijd.
4. Pomp draait onder de
standaard prestaties en
opgenomen vermogen.
5. Pomp in bedrijf, maar verpompt
geen vloeistof.
6. Hoog opgenomen vermogen
(SLV).
7. Luidlruchtig bedrijf en
overmatige trillingen (SL1).
8. Pomp verstopt.
*
Geldt alleen voor pompen met sensor en IO 111.
306
Oorzaak
a) Storing in de voeding; kortsluiting; aardlek-
storing in kabel of motorwikkeling.
b) Zekeringen slaan door als gevolg van ver-
keerde type zekering.
c) Waaier geblokkeerd door verontreinigingen.
d) Open-belschakelaars, vlotterschakelaars of
elektroden verkeerd ingesteld of defect.
e) * Vocht in statorbehuizing (alarm).
De IO 111 onderbreekt de voedingsspan-
ning.
f)
* De WIO-sensor wordt niet door olie
bedekt (alarm). De IO 111 onderbreekt de
voedingsspanning.
g) * Statorisolatieweerstand te laag.
a) Lage instelling van thermisch relais in
motorbeveiligingsschakelaar.
b) Verhoogd stroomverbruik door grote
spanningsdip.
c) Waaier geblokkeerd door verontreinigingen.
Verhoogd stroomverbruik op alle drie fasen.
d) Onjuiste draairichting.
a) Vloeistoftemperatuur te hoog.
b) Viscositeit van verpompte vloeistof te hoog.
c) Onjuiste elektrische aansluiting. (als de
pomp in ster is aangesloten op een drie-
hoek-aansluiting, zal dit resulteren in een
zeer lage onderspanning).
a) Waaier geblokkeerd door verontreinigingen.
b) Onjuiste draairichting.
a) Persafsluiter gesloten of geblokkeerd.
b) Terugslagklep geblokkeerd.
c) Lucht in de pomp.
a) Onjuiste draairichting.
b) Waaier geblokkeerd door verontreinigingen.
a) Onjuiste draairichting.
b) Waaier geblokkeerd door verontreinigingen.
a) De vloeistof bevat grote deeltjes.
b) Er heeft zich een drijflaag in de put gevormd.
Oplossing
Laat de kabel en motor controleren en repareren
door een bevoegd elektricien.
Installeer zekeringen van het juiste type.
Reinig de waaier.
Stel de open-belschakelaars, vlotterschake-
laars of elektroden opnieuw in of vervang deze.
Vervang de O-ringen, de asafdichting en de
vochtschakelaar.
Controleer en vervang eventueel de asafdich-
ting, vul olie bij en reset de IO 111.
Reset alarm op IO 111, zie installatie- en bedie-
ningsinstructies voor IO 111.
Stel het relais in overeenkomstig de specificaties
op het typeplaatje.
Meet de spanning tussen twee motorfases.
Tolerantie: - 10 %/+ 6 %. Herstel de correcte
voedingsspanning.
Reinig de waaier.
Controleer de draairichting en wissel eventueel
de fasen in de inkomende stroomkabel.
Zie paragraaf 9.3 Draairichting.
Verlaag de vloeistoftemperatuur.
Verdun de verpompte vloeistof.
Controleer en pas de elekrische installatie aan.
Reinig de waaier.
Controleer de draairichting en wissel eventueel
de fasen in de inkomende stroomkabel.
Zie paragraaf 9.3 Draairichting.
Controleer de persklep, en open en/of reinig
deze zo mogelijk.
Reinig de terugslagklep.
Ontlucht de pomp.
Controleer de draairichting en wissel eventueel
de fasen in de inkomende stroomkabel.
Zie paragraaf 9.3 Draairichting.
Reinig de waaier.
Controleer de draairichting en wissel eventueel
de fasen in de inkomende stroomkabel.
Zie paragraaf 9.3 Draairichting.
Reinig de waaier.
Selecteer een pomp met een grotere doorvoer.
Installeer een menger in de pompput.
Advertenties
Inhoudsopgave
