Onderhoud
aandrijfsysteem
De sporing afstellen
Opmerking: Bepaal vanuit de normale
bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de
machine.
Onder de stoel zit een knop waarmee de sporing van de
machine kan worden afgesteld.
Belangrijk: U moet eerst de neutraalstand van
de hendel en de neutraalstand van de hydraulische
pomp afstellen voordat u de sporing afstelt. Zie
Instelling van de hendel in neutraal en Instelling
van de hydraulische pomp in neutraal in Onderhoud
1. Duw beide rijhendels even ver naar voren.
2. Ga na of de machine naar een kant trekt. Indien
dit het geval is, moet u de machine stoppen en de
parkeerrem in werking stellen.
3. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren zodat
u bij de sporingsknop kunt komen.
4. Als de machine naar links trekt, draait u de knop naar
de rechterkant van de machine. Zie Figuur 45.
5. Als de machine naar rechts trekt, draait u de knop
naar de linkerkant van de machine. Zie Figuur 45.
6. Stel net zo lang af totdat de sporing correct is.
Figuur 45
1. Pompstang
2. Draai in deze richting als
de machine naar rechts
trekt.
3. Sporingsknop
4. Draai in deze richting als
de machine naar links
trekt.
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren/Maande-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
Controleer de bandenspanning bij het ventiel (Figuur 46).
De juiste bandenspanning voor de achterbanden is
90 kPa. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot
onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning kan
het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Opmerking: De voorbanden zijn semi-pneumatisch
en hoeven niet op spanning te worden gehouden.
Sleufmoer van wielnaaf
controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100
bedrijfsuren—Sleufmoer van
wielnaaf controleren.
Om de 500 bedrijfsuren—Sleufmoer
van wielnaaf controleren.
Na de eerste 100
bedrijfsuren—Wielmoeren
controleren.
Om de 500 bedrijfsu-
ren—Wielmoeren controleren.
De sleufmoer moet worden aangedraaid met een torsie
van 170 Nm.
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat.
3. Verwijder de borgpen.
39
Figuur 46