Figuur 21
1. Antiscalpeerrol
2. Lagerbus
Afvoerplaat instellen
De afvoer van de maaimachine kan worden aangepast
aan verschillende maaiomstandigheden. Zorg ervoor
dat u de sluitnok en de plaat zodanig plaatst dat u het
beste maairesultaat verkrijgt.
1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de
vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem
in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie
verlaat.
3. Om de sluitnok te verstellen, draait u de hendel
omhoog om deze los te maken (Figuur 22).
4. Plaats de plaat en de sluitnok op zodanige wijze in
de sleuf dat de machine de gewenste afvoer heeft.
5. Draai de hendel terug om de plaat en de sluitnok
vast te zetten (Figuur 22).
6. Als de nok de plaat niet op zijn plaats houdt of
deze te vast zit, moet u hendel losmaken en aan de
sluitnok draaien. Draai aan de sluitnok totdat u de
gewenste sluitdruk hebt verkregen.
3. Bout
4. Flensmoer
1. Sluitnok
2. Hendel
Stand van afvoerplaat
instellen
De volgende figuren zijn uitsluitend bedoeld als
aanbeveling voor gebruik. De instelling is afhankelijk
van de soort gras, het vochtgehalte en de hoogte van
het gras.
Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de
rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u
de plaat.
Stand A
Dit is de achterste stand. Deze stand wordt aanbevolen
voor de volgende gevallen.
• Maaiomstandigheden met kort, licht gras.
• Droge omstandigheden.
• Kleine hoeveelheid maaisel.
• Werpt maaisel verder weg van de maaimachine.
23
Figuur 22
3. Draai aan de nok om de
sluitdruk te verhogen of te
verminderen
4. Sleuf
Figuur 23