Figuur 16
1. Aftakas – AAN
Aftakas uitschakelen
Om de aftakas uit te schakelen, zet u de aftakasschakelaar
op UIT (Figuur 16).
Het Veiligheidssysteem
VOORZICHTIG
Niet-aangesloten of beschadigde
interlockschakelaars kunnen onverwachte
gevolgen hebben op de werking van de machine.
Dit kan lichamelijk letsel veroorzaken.
• Laat de interlockschakelaars ongemoeid.
• Controleer elke dag de werking van de
interlockschakelaars en vervang beschadigde
schakelaars voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
Werking van het veiligheidssysteem
Het veiligheidssysteem is bedoeld om starten van de
motor alleen mogelijk te maken wanneer:
• De parkeerrem in werking is gesteld.
• De aftakas is uitgeschakeld.
• De rijhendels in de vergrendelde neutraalstand
staan.
Het veiligheidssysteem zorgt ervoor dat de motor
wordt gestopt wanneer de tractiehendels uit de
vergrendelstand worden gezet als de parkeerrem in
werking is gesteld of als u de bestuurdersstoel verlaat
terwijl de aftakas is ingeschakeld.
De urenteller is voorzien van symbolen om
de gebruikers op de hoogte te stellen als het
veiligheidssysteem in de juiste stand staat. Als het
2. Aftakas – UIT
veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt, wordt
er een driehoekje verlicht in het betreffende hokje.
1. De driehoekjes worden verlicht als het veiligheidssysteem
zich in de juiste stand bevindt
Veiligheidssysteem testen
Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks
Controleer de werking van het veiligheidssysteem
telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als
het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt
beschreven, moet u het direct laten repareren door een
erkende servicedealer.
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking en schakel de aftakas in.
Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet
gaan draaien.
2. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking en schakel de aftakas
uit. Beweeg een van beide rijhendels (uit de
vergrendelde neutraalstand). Probeer de motor te
starten; de motor mag nu niet gaan draaien. Beweeg
nu de andere rijhendel.
3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en
zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand.
Start nu de motor. Als de motor loopt, moet u de
parkeerrem vrijzetten en de aftakas inschakelen.
Kom iets overeind uit de bestuurdersstoel. De
motor moet nu stoppen.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit en zet
de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand. Start
nu de motor. Als de motor loopt, centreert u een
van beide rijhendels en beweegt u deze (vooruit of
achteruit). De motor moet nu stoppen. Herhaal
deze procedure bij de andere rijhendel.
5. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem buiten werking, schakel de aftakas uit
20
Figuur 17