AUTOMATISCHE NUMMERKIESFUNCTIE
Als u de 10 speciaal daarvoor bestemde DTMF
1
geheugenkanalen gebruikt voor het vastleggen van DTMF
nummers, kunt u de nummers automatisch kiezen wanneer u een
2
DTMF oproep wilt uitzenden.
3
Vastleggen van DTMF nummers in de geheugenkanalen
4
Opmerking: Houd er rekening mee dat hoorbare DTMF tonen van
5
andere zendontvangers die in de buurt worden gebruikt (of van uw
eigen luidspreker), door uw microfoon kunnen worden opgepikt. Als
6
dit het geval is, kan het gebeuren dat u het DTMF nummer niet juist
kunt programmeren.
7
1 Druk op [MENU] om de menufunctie in te schakelen.
8
2 Druk op [1], [3], [1] om "1–3–1 (STORE)" te kiezen.
3 Druk op [UP]/ [DWN] om een kanaal te kiezen uit 0 t/m 9.
9
4 Druk op [OK].
10
• Het display waarop een geheugennaam kan worden
ingevoerd verschijnt; het eerste vakje knippert.
11
• Druk nogmaals op [OK] indien u geen naam wilt invoeren.
12
U kunt doorgaan naar stap 8.
13
14
15
16
17
5 Druk op [UP]/ [DWN] om een letter te kiezen.
• U kunt alfanumerieke tekens en speciale tekens uit de
18
ASCII set invoeren.
19
6 Druk op [OK].
• De cursor verschuift naar het volgende vakje.
20
21
N-42
7 Herhaal stap 5 en 6 om in totaal 8 tekens in te voeren.
• Bij indrukken van [OK] na het kiezen van het 8ste teken,
wordt de cursor naar het begin van het volgende veld
verplaatst.
• Als u minder dan 8 tekens voor de naam wilt invoeren,
drukt u tweemaal op [OK] nadat u het laatste teken
gekozen heeft.
• Bij iedere druk op [ESC] gaat de cursor een plaats terug.
• Bij indrukken van [A/B] wordt het teken gewist op de
plaats van de cursor.
8 Druk op de cijfertoetsen van het toetsenpaneel om een
DTMF nummer van maximaal 16 cijfers in te voeren.
• U kunt op [UP]/ [DWN] drukken en dan op [OK] om de
afzonderlijke tekens te kiezen. Kies een spatie als u een
pauze wilt invoegen.
9 Druk op [OK] om de invoerprocedure af te sluiten.
10 Druk op [MENU] om de menufunctie te verlaten.
Volg de aanwijzingen in stap 1 t/m 3 om het vastgelegde
DTMF nummer te controleren.
In stap 5 kunnen ook de toetsen op het toetsenpaneel gebruikt
worden voor het invoeren van de alfanumerieke tekens. Bij
meerdere malen indrukken van bijvoorbeeld [TNC] wordt er
omgeschakeld tussen het invoeren van A, B, C, a, b, c en 2.
Druk op [ENT] om een van de speciale ASCII tekens te kiezen.