TOONFREQUENTIE-IDENTIFICATIE
Bij gebruik van deze functie worden automatisch alle
toonfrequenties doorlopen, om de toonfrequentie van het
ontvangen signaal te bepalen. U kunt deze functie bijvoorbeeld
inschakelen als u de toonfrequentie wilt weten die vereist is voor
toegang tot uw plaatselijke repeater.
1 Druk op [F], [2] (1 s) om de functie te activeren.
• De toonfunctie wordt ingeschakeld.
• Als u in de functieselectie-mode "F–2 (TONE FREQ)" oproept
met behulp van de [UP]/ [DWN] toets, drukt u op [OK] (1 s)
om de toonfrequentie-identificatiefunctie te activeren.
• Om de zoekrichting om te keren, drukt u op [UP] (zoeken in
opwaartse richting) of [DWN] (zoeken in neerwaartse richting).
• Druk op [ESC] om de functie uit te schakelen.
• Wanneer de toonfrequentie gevonden wordt, verschijnt deze
knipperend op het display.
2 Druk op [OK] om de ingestelde toonfrequentie te vervangen
door de gevonden toonfrequentie.
• De vorige frequentie-aanduiding verschijnt weer op het display
en de toonfunctie blijft ingeschakeld. Indien gewenst, drukt u
op [F], [1] om de toonfunctie uit te schakelen.
• Druk op [ESC] als u de gevonden toonfrequentie niet wilt
programmeren.
• Druk op [UP]/ [DWN] terwijl de gevonden toonfrequentie
knippert, om het doorlopen van de toonfrequenties te
hervatten.
ST STA CON
CON
PACKET96BCON
BCONDUP
9
7
5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
N-25