1
Repeaters worden meestal geplaatst en onderhouden door
2
radioclubs en staan doorgaans opgesteld op een berg, een
heuvelrug of op een hoge mast. Ze werken met een hoger ERP
3
vermogen (Effective Radiated Power) dan het doorsnee
amateurstation. Deze combinatie van hoogte en ERP vermogen
4
zorgt voor een veel grotere draag- en reikwijdte van de
5
communicatie dan wanneer geen gebruik van repeaters wordt
gemaakt.
6
De meeste amateurradio-repeaters maken gebruik van een
7
gescheiden ontvangst- en zendfrequentie, met een standaard of
een niet-standaard (odd-split) frequentieverschuiving. Bovendien
8
vereisen sommige repeaters dat de zendontvanger een toon
uitzendt voordat de repeater gebruikt kan worden. Zie uw
9
repeater-referentiegids voor nadere bijzonderheden.
10
11
12
13
14
15
16
17
18
Zenden: 144,725 MHz
Zend-toon: 88,5 Hz
19
Ontvangst: 145,325 MHz
20
21
N-20
BEDIENING VOOR REPEATER-TOEPASSINGEN
Zenden: 144,725 MHz
Zend-toon: 88,5 Hz
Ontvangst: 145,325 MHz
Bedieningsstappen voor het programmeren van de
frequentieverschuiving
Kies de band.
Kies de ontvangstfrequentie.
Kies de verschuivingsrichting.
Kies de verschuivingswaarde.
(Dit is alleen nodig wanneer u een odd-
split frequentiepaar wilt programmeren.)
Schakel de toonfunctie in.
(Indien nodig)
Kies een toonfrequentie.
(Indien nodig)
Wanneer u de bovenstaande gegevens in een geheugenkanaal
vastlegt, hoeft u deze niet telkens opnieuw te programmeren. Zie
"GEHEUGENKANALEN" {blz. 26}.