3.3
Alarmen
Het apparaat is uitgerust met meerdere alarmen voor meer veiligheid voor de gebruiker.
Picto-
Alarm
gram
Trilalarm
Hoorn
InstantAlert™
alarm
MotionAlert™
alarm
Stealth modus
Alarm sensor-
levensduur
Achtergrond-
verlichting
Het toestel trilt wanneer er een alarm wordt geactiveerd. Dit kan worden
uitgezet in het INSTEL menu - ALARMOPTIES ( hoofdstuk 4.5 "Toeste-
linstellingen").
Het toestel is uitgerust met een akoestisch alarm.
De hoorn kan worden uitgezet in het INSTEL menu - ALARMOPTIES
( hoofdstuk 4.5 "Toestelinstellingen").
Met de functie InstantAlert kan de gebruiker handmatig een akoestisch
alarm activeren om omstanders te waarschuwen voor mogelijk gevaarlijke
situaties. Wanneer de knop ongeveer 5 seconden wordt ingedrukt in de
normale meetmodus, wordt het InstantAlert alarm geactiveerd. Toegang
tot deze functie kan beperkt zijn door gebruiksinstellingen. In hoofdstuk
4.5 "Toestelinstellingen" staat hoe toegang kan worden geactiveerd/gede-
activeerd.
Als MotionAlert is aangezet ( hoofdstuk 4.5 "Toestelinstellingen"), acti-
veert het toestel een "Man Down" alarm als er binnen 30 seconden geen
beweging wordt waargenomen. De alarm LED's knipperen en de hoorn
produceert een steeds luider wordend geluid. MotionAlert staat altijd uit
wanneer het toestel uit staat.
Toegang tot deze functie kan beperkt zijn door gebruiksinstellingen. In
hoofdstuk 4.5 "Toestelinstellingen" staat hoe toegang kan worden geacti-
veerd/gedeactiveerd.
De Stealth modus deactiveert de visuele, akoestische en trilalarmen. MSA
adviseert dat deze functie standaard uit "UIT" blijft staan. De stealth
modus kan worden aan gezet in het INSTEL menu - INSTRUMENTOP-
TIES ( hoofdstuk 4.5 "Toestelinstellingen"). In het display is de status
van de drie alarmsymbolen UIT.
Het toestel test de toestand van de sensoren tijdens het kalibreren.
Als het einde van de levensduur van een sensor nadert, wordt een waar-
schuwing gegeven. Hoewel de sensor nog steeds volledig functioneel is,
geeft de waarschuwing de gebruiker de tijd om een sensorvervanging te
plannen om zo downtijd zo kort mogelijk te houden. Het symbool geeft
aan dat de sensorlevensduur ten einde loopt.
Wanneer de levensduur van de sensor voorbij is, kan de sensor niet meer
gekalibreerd worden en wordt er een alarm sensorlevensduur gegeven.
Het symbool blijft knipperen totdat de sensor is vervangen en/of met
succes is gekalibreerd.
In het display heeft elk gas dat wordt weergegeven, een eigen indicator
voor de sensorlevensduur. Als de waarschuwing wordt gegeven dat de
levensduur ten einde loopt, wordt het symbool oranje. Als de levens-
duur ten einde is, dan verschijnt er een alarm en de het symbool sensor-
levensduur wordt rood en knippert continu.
Zie hoofdstuk 4.10 "Kalibratie" voor meer informatie over bepaling en indi-
catie van de sensorlevensduur.
De achtergrondverlichting gaat automatisch aan wanneer een knop op het
bedieningspaneel wordt ingedrukt en blijft aan tijdens de door de
gebruiker gekozen time-out.
Deze duur kan worden veranderd in het INSTEL menu - INSTRUMEN-
TINSTELLINGEN ( hoofdstuk 4.5 "Toestelinstellingen") of via de MSA
Link software.
®
ALTAIR
5X PID
Omschrijving
NL
16