2. Papierspecificaties en papier
bijvullen
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe papier en originelen moeten worden geplaatst en wordt er uitleg
gegeven over hun specificaties.
Workflow: Papier plaatsen en papierformaten
en -typen configureren
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u papier moet plaatsen en welke bewerkingen moeten worden
uitgevoerd nadat het papier is geplaatst.
Nadat u de procedures hieronder heeft gevolgd, kunt u kopiëren of afdrukken op het papier dat in het
apparaat is geplaatst.
Plaats papier in de papierlade.
Geef het type en formaat papier op.
Geef het type en formaat papier op in het printerstuurprogramma.
Procedure
Voor meer informatie over ondersteund papier, zie Pag. 61 "Ondersteund papier".
Zie Pag. 46 "Papier plaatsen".
Er zijn twee manieren om het papiertype en -formaat op te geven.
• Met behulp van het bedieningspaneel
Zie Pag. 54 "Het papiertype en papierformaat opgeven via het
bedieningspaneel".
• Bij gebruik van Web Image Monitor
Zie Pag. 57 "Papiertype en -formaat opgeven met Web Image
Monitor".
Zie Pag. 59 "Het papiertype en het papierformaat opgeven met behulp
van het printerstuurprogramma".
Referentie
45