[ADF - Grijs]
[Aangepast...]
4. Modus:
Kies uit [Kleur], [Grijsschaal] of [Zwart-wit].
5. Resolutie:
Selecteer een resolutie in de lijst. Als u [Gebruikergedefinieerd] selecteert, voer dan rechtstreeks een
resolutiewaarde in het bewerkingsvenster in. Let op dat met het verhogen van de resolutie ook de grootte van
het bestand en de scantijd oploopt.
Te selecteren resoluties kunnen variëren afhankelijk van waar het origineel wordt geplaatst.
• Als u de glasplaat gebruikt:
75, 100, 150, 200, 300, 400, 500, 600, 1200, 2400, 4800, 9600, 19200 dpi,
Gebruikergedefinieerd
• Als u de ADF gebruikt:
75, 100, 150, 200, 300, 400, 500, 600 dpi, Gebruikergedefinieerd
6. Formaat:
Selecteer het scanformaat uit de lijst. Als u [Reflecterend] selecteert voor [Origineel:] en [Voorkeur...] voor
[Formaat:], moet u het scanformaat rechtstreeks in het tekstvak invoeren. Ook kunt u het scanformaat met uw
muis in het voorbeeldgebied wijzigen. U kunt kiezen uit de volgende meeteenheden: [cm], [inch] of [pixels].
Te selecteren resoluties kunnen variëren afhankelijk van waar het origineel wordt geplaatst. Raadpleeg voor
meer informatie de Help-functie van het TWAIN-stuurprogramma.
7. Scantaak: (bij gebruik van de glasplaat)
Geeft maximaal 10 vorig gebruikte scangebieden weer. Om een scantaak te verwijderen, selecteert u het
nummer van de taak en klikt u vervolgens op [Verwijd.]. Als u [AutoCrop] selecteert, detecteert de scanner
automatisch het formaat van uw origineel.
• Als de scangegevens groter zijn dan de geheugencapaciteit, wordt er een foutmelding
weergegeven en wordt het scannen geannuleerd. Als dit gebeurt, geef dan een lagere resolutie op
en scan het origineel opnieuw.
• [Dubbelzijd.] verschijnt alleen als u [Automatische documentinvoer] in [Origineel:] selecteert. Vink
het selectievakje aan als u beide zijden van het origineel wilt scannen en stel vervolgens de richting
in.
Basisbewerking voor TWAIN-scannen
161