Inhoudsopgave
Advertenties
2
CONFIGUREREN VAN EEN GEPARTITIONEERD SYSTEEM
Dit hoofdstuk behandelt het volgende:
•
Theorie van partities
•
Opzetten van een gepartitioneerd systeem
•
Logica van gemeenschappelijke ruimten
•
Opzet en bediening van een Master-codebedienpaneel
Theorie van partities
Dit systeem beschikt over de mogelijkheid om acht verschillende omgevingen in- en uit te
schakelen, alsof iedere omgeving zijn eigen centrale heeft. Deze omgevingen worden partities
genoemd. Partities worden gebruikt wanneer gebruikers omgevingen willen uitschakelen terwijl
andere omgevingen ingeschakeld blijven, of om de toegang voor bepaalde personen tot zekere
ruimten te beperken. Elke gebruiker van het systeem kan aan iedere of alle partities worden
toegekend, waarbij per partitie het autorisatieniveau instelbaar is.
Feiten die men dient te weten bij partities:
Allereerst dient men te weten hoeveel partities nodig zijn (1..8). Dit moet bekend zijn voordat er
iets aan deze partities kan worden toegewezen.
Codebedienpanelen
Ieder codebedienpaneel dient een uniek adres te worden gegeven en te worden toegewezen aan
een partitie (dit kan ook partitie 9 zijn wanneer men het codebedienpaneel als "Master"-
codebedienpaneel wil gebruiken; zie verderop in deze handleiding).
Zones
Iedere zone moet worden toegewezen aan een partitie. De zones worden weergegeven op het
codebedienpaneel van de partitie waaraan ze zijn toegekend.
Gebruikers
Iedere gebruiker kan aan een of meerdere partities worden toegewezen. Wanneer een gebruiker
meerdere partities kan bedienen en alle of sommige van deze wil in- en uitschakelen met een
enkel commando, dient voor deze gebruiker de optie "Globaal Inschakelen" te worden ingesteld
bij het programmeren van de gebruikerscodes.
Een gebruiker met toegang tot meerdere partities kan vanuit de ene partitie inloggen in de
andere, op voorwaarde dat op desbetreffende partitie in programmeerveld 2*18 is aangegeven
dat deze partitie vanuit een andere mag worden benaderd.
Maximaal drie partities kunnen worden aangewezen als "gemeenschappelijke ruimte"-partitie.
Hierdoor kunnen andere partities deze partities beïnvloeden waardoor in- en uitschakelen van
deze partities kan worden geautomatiseerd.
Configureren van een gepartitioneerd systeem
De basisstappen voor het configureren van een gepartitioneerd systeem hierna beschreven.
Wanneer men meer informatie nodig heeft hoe de voorgeschreven opties dienen te worden
geprogrammeerd, kan men zich wenden tot het hoofdstuk "BASISPRINCIPES VAN
PROGRAMMEREN", alsmede iedere corresponderende paragraaf met programmeerprocedure.
1. Ga na hoeveel partities het systeem moet bevatten (programmeerveld 2*00)
2. Wijs codebedienpanelen toe aan de partities (#93 Module Programmeerstand)
3. Wijs zones toe aan de partities (#93 Zone Programmeerstand)
4. Bevestig dat zones worden weergegeven op het codebedienpaneel van bijbehorende partitie
5. Wijs gebruikers toe aan de partities
6. Activeer de "GOTO"-functie (programmeerveld 2*18) voor iedere partitie waar een gebruiker
met meerdere toegangen op in mag loggen (alleen met 6139 codebedienpaneel)
7. Programmeer de partitiespecifieke velden (zie hoofdstuk "DATAVELDEN")
- 6 -
Advertenties
Inhoudsopgave
