01 Start:Partn
Elke Partitie 0
01 Stop: Zn List
01 Stop: Zn Type
Geen Respons 00
01 Stop: Partn
Elke Partitie
01 Relaisgroep
01 Restrictie
01 Relais Type
Geen
V-PLEX ZONE #
•
Voer voor relaismodules (4204) het module-adres (01-15) in, ingesteld door middel van de
DIPswitch.
•
Voer voor 4204-modules het nummer (1-4) van het gebruikte relais van de module in. Toets
[*] om te vervolgen.
3.
4.
dit hoofdstuk. Zo niet, voer dan bij de volgende twee schermen 00 in. Toets daarna *99 voor het
volledig verlaten van de programmeerstand. Toets daarna [installateurcode] + UIT in, om de
instelvertraging van het systeem te overbruggen.
5.
corresponderende zone van het relais in. Dit nummer is gelijk aan 600 + [relaisnr.]. Als u
bijvoorbeeld relaisnr. 1 programmeerd, zal het supervisie-zonenummer van het relais 601 zijn.
Programmeer deze zone in de #93-programmeerstand als zonetype 19 (24-uurs alarm) of 05
(storing/probleem indien uitgeschakeld/alarm indien ingeschakeld).
- 96 -
00
00
0
Als alle relais zijn geprogrammeerd, voer dan 00 in bij het scherm "Toets Relais No".
Als een zonelijst geprogrammeerd moet worden, vervolg dan met de volgende procedure in
Als controle (supervisie) van het relais gewenst is, voer dan een zonetype voor de
Als de startgebeurtenis alleen van toepassing is op één
bepaalde partitie, voer dan hier het partitienummer (1-8) in.
Voer 0 in als elke partitie van toepassing is. Toets [*] om te
vervolgen.
Als een zonelijst wordt gebruikt om deze relaisactie te
beëindigen, voer dan hier het nummer van de lijst (01-15) in.
Het herstel van alle zones van de zonelijst zal het relais
"stoppen". Voer 00 in als geen zonelijst wordt gebruikt. Toets
[*] om te vervolgen.
Als een zonetype/systeemhandeling wordt gebruikt om de
relaisactie te stoppen, voer dan de 2-cijferige code in, zoals
behandeld bij zonetype/systeemhandeling voor het starten.
Toets [*] om te vervolgen.
Dit is de partitie die van toepassing is op de stopconditie.
Voer 1-8 in voor een specifiek partitienummer; 0 als iedere
partitie van toepassing is. Toets [*] om te vervolgen.
Relais kunnen gegroepeerd worden ter gemeenschappelijke
activering door tijdgerelateerde gebeurtenissen (zie pag. 99
hoofdstuk TIJDSCHEMA-OPTIES voor meer informatie).
Voer 0 (geen groep) of 1-8 in voor een bepaald
groepnummer. Toets [*] om te vervolgen.
Het systeem zou een aantal modules kunnen hebben die
niet bedoeld zijn voor bediening door de eindgebruiker, zoals
relais voor het activeren van branddeuren of machines. Voer
een 1 in als de eindgebruiker geen toegang tot deze relais
mag hebben. Toets [*] om te vervolgen.
Voer een 0 in voor Polling Loop-triggers of -relais; een 1 voor
4204 relaisuitgangen. Toets [*] om te vervolgen.
Voer voor Polling Loop triggeruitgangen (4208-4)/4101SN)
het zonenummer (010-128) in, dat gekoppeld is aan elke
uitgang.
Als een beveiligde zone niet gebruikt wordt, voer dan het
relais zonenummer in (601-696). Overtuig je ervan dat het
serienummer goed is ingeleerd. Toets [*] om te vervolgen.