Module-Programmering
Dit menu wordt gebruikt voor het programmeren van bedieningspanelen, ontvangers en
relaismodules. Vanuit de datavelden-programmeerstand (normale programmeerstand), toetst u
#93 voor het scherm "ZONE PROG?". Toets herhaaldelijk [0] voor het scherm "MODULES
PROG.?"
MODULES PROG. ?
1=JA 0=NEE
MODULE ADRESSEN
01-31,00=STOP 01
01 MODULETYPE
CODEBEDIENDEEL 1
01 BEDIEND.PART.
01 GELUIDOPTIE
01 BDNDL GLOBAAL
01 RF-UITBREID.
HUIS ID
- 92 -
Toets [1] voor het betreden van de programmeerstand
0
MODULES.
D.m.v. het module-adres herkent de centrale de module. Voer
het 2-cijferige adres in dat overeen komt met de fysieke
ingestelde adresinstelling (01-30). Toets [#] voor bevestiging.
N.B.: Module-adres 04 moet gebruikt worden voor de 4285
Spraakmodule, als er één is toegepast. Zo niet, dan kan het
gebruikt worden voor een andere module.
Selecteer het type adresseerbare module als volgt:
0 = Module niet gebruikt
1 = Codebedienpaneel (6139)
3 = Draadloze ontvanger (4281/5881/5882)
4 = Relais/triggermodule (4204)
5 = Spraakmodule (4285)
6 = ISDN Module
9 = Vista Gateway Module (VGM) Passpoint
Toets [*] voor bevestiging.
Als moduletype 01 was geselecteerd, verschijnt dit scherm.
1
Voer het 'Standaard' partitienummer (01 t/m het aantal
vastgelegde partities in veld 2*00). Dit is de primaire partitie,
waarvoor het bedienpaneel bedoeld is. Toets [9] om dit paneel
"master" van het systeem te maken. Toets [*].
Adresseerbare bedienpanelen kunnen afzonderlijk
0
geprogrammeerd worden voor het onderdrukken van in-
/uitschakelpiepjes. Dit helpt ongewenste geluiden van
storende gebruikers in andere ruimten van het pand te
voorkomen.
Voer als volgt een nummer 00-03 in voor de gewenste
onderdrukking van het geluid van het bedienpaneel:
0 = Geen onderdrukking
1 = Onderdruk in-/uitschakel- & entrée/verlaatpiepjes
2 = Onderdruk alleen intern-piepjes (deurbelfunctie).
3 = Onderdruk in-/uitschakel-, entrée-/verlaat- en
internpiepjes.
Op het scherm verschijnt het volgende modulenummer om te
programmeren.
Toets 00 en [*] om #93 Menustand te verlaten.
Toets *99 om de programmeerstand te verlaten.
Voer de [Installateurcode] + UIT in om de inwerkvertraging van
het systeem te overbruggen.
Als moduletype 01 was geselecteerd, verschijnt dit scherm.
Toets [1] om dit bedienpaneel toestemming te geven globale
in-/uitschakelfuncties uit te laten voeren.
Als moduletype 03 (draadloze ontvanger) was geselecteerd,
01
verschijnt dit scherm. Voer de 2-cijferige huisidentificatie (00-
31) in. Dit is alleen vereist voor modules uit de 5800EU-serie,
of als u een draadloos bedienpaneel (5839EU) gebruikt met
een module uit de 5800EU-serie.