12.7
Triggerwaarde instellen
De triggerwaarde is de drempelwaarde, waar bij ingeschakelde trigger de
meetwaarden worden opgeslagen. Deze is procentueel gerelateerd aan de
meetbereik-eindwaarde.
Voorbeeld: Bij een meetbereik-eindwaarde van 500 ppm wordt een triggerwaarde
van 2 % ingevoerd. Daardoor wordt de datalogger alleen meetwaarden opslaan, als
deze (gerelateerd aan de laatste opgeslagen meetwaarden) met 10 ppm afwijken.
1. Configuratie > Datalogger > Cfg datalogger > Trigger waarde kiezen.
2. Waarde invoeren en Bevestig kiezen.
12.8
Buffermodus instellen
1. Configuratie > Datalogger > Cfg datalogger > Stack/roll kiezen.
2. Optie kiezen.
12.9
Gegevens van de datalogger verwijderen
1. Configuratie > Datalogger kiezen.
2. Optie kiezen.
13
Afvoeren
14
Technische gegevens
Meetbereik en meettechnische eigenschappen zijn afhankelijk van de ingebouwde
sensor.
Signaaloverdracht naar de evaluatie-eenheid
|
Gebruiksaanwijzing
Rollen (Roll)
Als de capaciteit van de datalogger volledig is gebruikt,
worden de oudere gegevens overschreven.
Houden (Stack)
Als de capaciteit van de datalogger volledig is gebruikt,
kunnen geen gegevens meer worden opgeslagen. Er
wordt een desbetreffende waarschuwing uitgegeven.
Wis Datalogger
Meetgegevens verwijderen
Gebeurtenisgegevens verwijderen.
Wis Eventlogr.
Dit product mag niet als huishoudelijk afval worden afgevoerd. Daarom is
het gekenmerkt met het hiernaast afgebeelde symbool.
Dräger neemt dit product kosteloos terug. Verdere informatie is verkrijgbaar
bij de nationale verkooporganisatie en bij Dräger.
1)
Analoog
Meetsignaal
Nulpunt
Meetbereikeindwaarde
Sensordrift onder nulpunt
Dräger Polytron 7000
4 ... 20 mA
4 mA
20 mA
3,8 ... 4 mA
Afvoeren
45