11.4
Sensorvergrendeling in-/uitschakelen
1. Configuratie > Sensor en het menu-item voor de gebruikte sensor kiezen.
Sensorlock kiezen.
2. aan of uit kiezen.
11.5
Instellingen voor meetgas bewerken
1. Configuratie > Sensor en het menu-item voor de gebruikte sensor kiezen.
Gas-instellingen kiezen.
2. Successievelijk meetgas en maateenheid kiezen.
Een samenvatting van de instellingen wordt afgebeeld.
3. Bevestig kiezen.
11.6
Sensor naar fabrieksinstelling resetten
1. Configuratie > Sensor en het menu-item voor de gebruikte sensor kiezen.
Basisinit. kanaal kiezen.
2. Bevestig kiezen.
De sensor wordt gereset.
11.7
Kalibratie-interval instellen
Vanuit het ingestelde kalibratie-interval berekent het apparaat het tijdstip voor de
volgende kalibratie.
Kalibratie-intervallen zijn sensorspecifiek. Voor vooringestelde kalibratie-intervallen
en instelbereiken, zie sensor-datasheet.
1. Configuratie > Sensor en het menu-item voor de gebruikte sensor kiezen. Cal.
Interval kiezen.
2. Aantal dagen voor het kalibratie-interval instellen.
3. Bevestig kiezen.
12
Gegevensopslaginstellingen (alleen met
datadongle)
De datalogger omvat een meetgegevensgeheugen en een gebeurtenisgeheugen.
De evaluatie van het meetgegevensgeheugen kan alleen met de PC-software
GasVision (vanaf versie 5.5) worden uitgevoerd.
|
Gebruiksaanwijzing
De meeteenheid accepteert een nieuwe sensor alleen,
aan
als het artikelnummer en aldus het sensortype identiek
zijn aan de tot dusver gebruikte sensor.
uit
De meeteenheid accepteert ook andere sensortypen en
regelt de voorinstelling van de nieuwe sensor. In dat
geval wordt de configuratie van de meeteenheid gewij-
zigd.
Dräger Polytron 7000
Gegevensopslaginstellingen (alleen met datadongle)
43