Sensorinstellingen
11
Sensorinstellingen
11.1
Functie voor sensorwissel oproepen
Door het oproepen van de functie wordt het foutsignaal bij verwijdering van de
sensor onderdrukt en worden alle sensorgegevens opgeslagen.
● Configuratie > Sensor > Sensorwissel kiezen.
De 4-20-mA-interface geeft het onderhoudssignaal uit.
"Verwijder sensor aub" wordt weergegeven.
15 minuten automatisch op storing.
Het onderhoudssignaal blijft aanwezig, tot de nieuwe sensor is ingelopen.
11.2
Functie voor automatische kalibratie
activeren/deactiveren
Als de functie voor automatische kalibratie van de sensor gedeactiveerd is, kan de
functie niet in het menu worden opgeroepen.
1. Configuratie > Sensor > Set AutoCal kiezen.
2. aan of uit kiezen.
11.3
Sensortest (alleen met sensortestdongle of
diagnosedongle)
11.3.1
Sensor-zelftest in-/uitschakelen
Met de sensor-zelftest controleert het gasmeetinstrument de sensor continu. Als de
sensor niet correct werkt, geeft het gasmeetinstrument een desbetreffende
waarschuwing of een fout uit.
1. Configuratie > Sensor > Sensortest > Set sensortest kiezen.
2. aan of uit kiezen.
11.3.2
Sensor-zelftest handmatig uitvoeren
1. Configuratie > Sensor en het menu-item voor de gebruikte sensor kiezen.
Sensor zelftest kiezen.
2. Als een sensor-zelftest uitvoerbaar is (afhankelijk van de gebruikte sensor en
apparaatstatus), Start Sensortest kiezen.
3. Bevestig kiezen.
Het resultaat wordt na enkele seconden weergegeven.
42
Worden er geen invoeren uitgevoerd, schakelt het gasmeetinstrument na
aan
Functie is geactiveerd.
uit
Functie is gedeactiveerd.
|
Gebruiksaanwijzing
Dräger Polytron 7000