Communicatie-instellingen
[mA]
10.2.3
Schakelaar Aan/Uit
1. Configuratie > Communicatie > Analoge interface > Waarsch.aan/uit
kiezen.
2. aan of uit kiezen.
10.2.4
Waarschuwingsinterval instellen
1. Configuratie > Communicatie > Analoge interface > Waarsch. freq. kiezen.
2. Tijden voor waarschuwingsintervallen T1 en T2 instellen en bestätigen kiezen.
10.2.5
Stroomsterkte van het waarschuwingssignaal instellen
1. Configuratie > Communicatie > Analoge interface > Waarsch. stroom
kiezen.
2. Stroomsterkte instellen en Bevestig kiezen.
10.2.6
Signaaltype van het onderhoudssignaal instellen
1. Configuratie > Communicatie > Analoge interface > Onderh. signaal
kiezen.
2. Signaaltype kiezen.
10.2.7
Stroomsterkte van het statische onderhoudssignaal instellen
De stroomsterkte kan alleen worden ingesteld, als het onderhoudssignaal op
statisch werd ingesteld. Anders is de functie niet beschikbaar.
1. Configuratie > Communicatie > Analoge interface > Onderh. stroom kiezen.
40
20
4
3
Statisch
Er wordt een constant stroomsignaal uitgegeven. De
stroomsterkte is instelbaar.
Dynamisch
Er wordt een wisselsignaal van 3 en 5 mA met een fre-
quentie van ca. 1 Hz uitgegeven.
T
2
T
1
[mA]
5
3
1,1
Gebruiksaanwijzing
t
[s]
0,7
t
[s]
|
Dräger Polytron 7000