Instrumentinstellingen
niet zelfhoudend
9.2.4
Alarm configureren
1. Configuratie > Instrument > Alarm > Cfg. Alarm A1of Cfg. Alarm A2 kiezen.
2. Instellingen uitvoeren. Successievelijk de stappen met Volgende oproepen.
a. Waarde voor de alarmdrempel instellen
b. Alarmrichting instellen.
c. Modus voor zelfhouding instellen.
d. Modus voor de alarmbevestiging instellen. Bij veiligheidstechnisch relevante
36
Alarmconfiguratie
bevestigbaar
niet bevestigbaar
Min./Max. Alarmdrempels zijn afhankelijk van de sensor.
Alarmdrempels voor O
2
25 Vol% worden ingesteld.
stijgend
Alarm wordt gegenereerd, als de meetwaarde boven
de alarmdrempel ligt.
dalend
Alarm wordt gegenereerd, als de meetwaarde bene-
den de alarmdrempel ligt.
Als het gasmeetinstrument wordt gebruikt voor de detectie van zuurstof, dan
alarm A1 en alarm A2 als zelfhoudend configureren. Indien beide
alarmdrempels dezelfde richting hebben (activering bij stijgende of dalende
zuurstofconcentratie), mag het eerste alarm als niet zelfhoudend zijn
geconfigureerd.
zelfhoudend
Alarmrelais wijzigen hun toestand niet automatisch bij
wegvallen van de alarmvoorwaarde. Alarm moet hand-
matig worden bevestigd.
Alarmrelais wijzigen hun toestand bij wegvallen van de
niet zelfhoudend
alarmvoorwaarde. Alarm hoeft niet handmatig te wor-
den bevestigd. Het gasmeetinstrument bevindt zich
niet meer in de alarmtoestand.
schakelhandelingen het alarm als niet bevestigbaar configureren.
Alarmrelais kunnen worden bevestigd, hoewel een
bevestigbaar
alarm actief is.
niet bevestigbaar Alarmrelais kunnen pas worden bevestigd, wanneer
het alarm niet meer actief is.
Bevesti-
gingstoets
bediend
Alarm is
gedeactiveerd
Alarm wordt auto-
matisch bij wegval-
len van de
alarmvoorwaarde
gedeactiveerd
-sensoren kunnen naar keuze tussen 0,1 Vol% en
Gebruiksaanwijzing
Bevesti-
gingstoets niet
bediend
Alarm wordt auto-
matisch bij wegval-
len van de
alarmvoorwaarde
gedeactiveerd
Alarm wordt auto-
matisch bij wegval-
len van de
alarmvoorwaarde
gedeactiveerd
|
Dräger Polytron 7000