Nauwkeurig aanpasbare AF-gebieden
Schematisch overzicht
U kunt de automatisch scherpgestelde positie aanpassen voor zowel het groothoek- als het
telefoto-uiteinde van de lens. Als de hybride fasedetectie-AF is ingeschakeld*, kunt u de
automatisch scherpgestelde posities van de hoekgebieden (2 t/m 5) en van het middengebied
(1) aanpassen.
De aanpassing voor het middengebied wordt toegepast op zowel de scherpstellingsvlak-
fasedetectie-AF-sensor als de specifieke fasedetectie-AF-sensor.
De aanpassingen voor de hoekgebieden worden toegepast op de scherpstellingsvlak-
fasedetectie-AF-sensor.
Als een lens is bevestigd die hybride fasedetectie-AF ondersteund en [AF-systeem] is ingesteld op [Automatisch]
*
Hint
Wij adviseren u de positie onder werkelijke opnameomstandigheden aan te passen. Stel
[Scherpstelgebied] in op [Flexibel punt] en gebruik een helder onderwerp met een hoog contrast
tijdens het aanpassen.
Opmerking
Voor brandpuntsafstanden tussen de groothoek- en telefoto-uiteinden, worden waarden toegepast
door interpolatie van de waarden voor beide uiteinden.
Voor gebieden tussen de aangepaste gebieden, worden waarden toegepast door interpolatie van de
waarden voor elk gebied.
Wanneer het scherpstellingsvlak-fasedetectie AF-gebied smaller wordt, zoals wanneer een
specifieke lens van APS-C-formaat is bevestigd, is het aanpasbare gebied beperkt tot het versmalde
AF-gebied.
Wanneer een prime-lens is bevestigd, kunt u de aanpassingswaarde voor het telefoto-uiteinde niet
invoeren. De aanpassingswaarde voor het groothoek-uiteinde wordt toegepast.
U kunt de automatisch scherpgestelde positie voor de hoekgebieden niet aanpassen in de volgende
situaties:
[Selecteerb. AF-geb.] is ingesteld op [Alleen kruistype-AF]
[Flexibel punt-punten] is ingesteld op [15 punten]
Wanneer u een lens bevestigt waarvoor u al een waarde hebt geregistreerd, wordt de geregistreerde
waarde afgebeeld op het scherm. [±0] wordt afgebeeld voor lenzen waarvoor nog geen waarde is
geregistreerd.