diafragmawaarde).
U kunt opnamefuncties instellen, zoals [ISO].
Zet de functiekeuzeknop in de stand P (Autom. programma).
1
U kunt de opnamefuncties instellen op de gewenste instellingen.
2
Stel scherp en fotografeer het onderwerp.
3
Programmaverschuiving
Wanneer u geen flitser gebruikt, kunt u de combinatie van de sluitertijd en de diafragmawaarde
(het F-getal) veranderen zonder de juiste belichting te veranderen die door de camera is
ingesteld.
Draai de voorste/achterste keuzeknop om de combinatie van de diafragmawaarde en de
sluitertijd te selecteren met de ontspanknop tot halverwege ingedrukt, om de belichting te
veranderen.
Wanneer u de voorste/achterste keuzeknop draait, verandert "P" op het scherm in "P*".
Om de programmaverschuiving te annuleren, stelt u de opnamefunctie in op een andere
functie dan [Autom. programma], of schakelt u de camera uit.
Opmerking
Afhankelijk van de helderheid van de omgeving, is het mogelijk dat de programmaverschuiving niet
kan worden gebruikt.
Stel de opnamefunctie in op een andere stand dan "P" of schakel het apparaat uit om de gemaakte
instelling te annuleren.
Wanneer de helderheid verandert, veranderen tevens de diafragmawaarde (het F-getal) en de
sluitertijd terwijl de verschuivingswaarde hetzelfde blijft.
[83] Opnemen
Een opnamefunctie selecteren
Diafragmavoorkeuze
U kunt opnemen door het diafragma in te stellen en het scherpstelbereik te veranderen, of door
de achtergrond onscherp te maken.
Zet de functiekeuzeknop in de stand A (Diafragmavoorkeuze).
1