Voorgeschreven bougie:
NGK/CR7E
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met een
draadvoelmaat. Stel de afstand indien
nodig af volgens de specificatie.
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.7–0.8 mm (0.028–0.031 in)
2. Reinig het oppervlak van de bougie-
pakking en het pasvlak en verwijder
eventueel vuil uit de schroefdraad van
de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp van
de bougiesleutel en zet vast met het
correcte aanhaalmoment.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Monteer het paneel.
Motorolie
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de olie
worden ververst volgens de intervalperio-
den vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
De motorolie moet ook worden ververst na
de eerste 1000 km (600 mi) en wanneer de
indicator olieverversing rood in plaats van
groen wordt. De olieverversingsindicator
moet na de eerste 1000 km (600 mi) wor-
den teruggesteld. (Zie pagina 3-2 voor het
terugstellen.)
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op de middenbok.
OPMERKING:
Zorg dat het voertuig rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer hij iets schuin staat, kan het niveau al
foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
6-9
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
rust te laten komen, verwijder de olie-
vuldop, veeg de peilstok schoon, steek
DAU45480
6