Als de spuitmachine gebruikt met slecht
afgestelde of versleten remmen, bestaat de
kans dat u de controle over de machine
verliest, waardoor lichamelijk of dodelijk
letsel kan worden toegebracht aan de
bestuurder of omstanders.
Controleer altijd de remmen voordat u de
machine gebruikt, en zorg ervoor dat zij
goed zijn afgesteld en zijn gerepareerd.
Remmen afstellen
U moet de afstelling van de remmen elke dag
controleren. Als de vrije slag van het rempedaal
meer dan 25 mm bedraagt voordat u weerstand
voelt, moeten de remmen worden afgesteld.
1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal
oppervlak, schakel de pomp uit, zet de motor
af en verwijder het sleuteltje uit het contact.
2. Stel de parkeerrem in werking.
3. Plaats blokken onder de wielen blokkeren om
te voorkomen dat de machine gaat rollen.
4. Zet de parkeerrem vrij.
5. Draai de voorste moeren op remkabels
onder het vooreinde van de spuitmachine los
(Figuur 55).
Figuur 55
1. Voorste moeren
6. Draai de achterste moeren gelijkmatig vast
totdat het rempedaal een vrije slag van 1
tot 2 cm heeft voordat u weerstand voelt
(Figuur 55).
2. Achterste moeren
Belangrijk: Zorg ervoor dat u beide
achterste moeren gelijkmatig vastdraait
zodat de draadeinden van de remkabels
tegenover de voorste moeren dezelfde
lengte hebben.
7. Draai de voorste moeren vast.
Onderhoud riemen
Onderhoud van de
drijfriemen
Controleer de conditie en de spanning van de riem
van de wisselstroomdynamo/koelventilator om
de 100 bedrijfsuren. Vervang de riem indien dit
nodig is.
1. Parkeer de spuitmachine op een horizontaal
oppervlak, stel de parkeerrem in werking,
schakel de pomp uit, zet de motor af en
verwijder het sleuteltje uit het contact.
2. Controleer de spanning door de riem midden
tussen poelies van de wisselstroomdynamo en
de krukas in te drukken met een kracht van
10 kg.
Opmerking: De riem moet een speling
van 10 tot 12 mm hebben. Als de speling
niet correct is, gaat u verder 3. Als de speling
correct is, kunt u de rest van deze procedure
overslaan en uw werkzaamheden met de
spuitmachine voortzetten.
3. Draai de bouten los waarmee de beugel is
bevestigd aan de motor, alsmede de bout
waarmee de wisselstroomdynamo is bevestigd
aan de beugel (Figuur 56).
52