Bedieningsorganen
1. Stuurwiel
2. Hoofdschakelaar van de spuitbomen
(voetbediend)
3. Drukmeter
Tractiepedaal
Met het tractiepedaal (Figuur 7) regelt u de
beweging van de machine, zowel vooruit
als achteruit. Om vooruit te rijden moet u
de bovenkant van het pedaal intrappen en
om achteruit te rijden de onderkant van het
pedaal. Gebruik hierbij de hiel en tenen van uw
rechtervoet. Om de snelheid te verminderen en de
machine tot stilstand te brengen, laat u het pedaal
opkomen.
Figuur 7
1. Tractiepedaal
2. Rempedaal
Figuur 6
4. Bedieningsorganen op dashboard
5. Tractiepedaal
6. Bedieningsorganen van spuitsysteem
3. Pedaal van parkeerrem
4. Hoofdschakelaar van de
spuitbomen
7. Gashendel
8. Bestuurderspositie
9. Passagierspositie
Belangrijk: Laat de spuitmachine tot
stilstand komen voordat u schakelt tussen de
vooruit- en de achteruit-stand.
Opmerking: Door het pedaal verder in te
trappen (in beide richtingen), laat u de machine
sneller rijden in de gewenste richting. Om de
maximumsnelheid in de vooruit-stand te bereiken,
moet u de gashendel op Snel zetten en het
tractiepedaal helemaal naar voren te trappen.
Opmerking: Voor maximaal vermogen met
een volle tank of heuvelopwaarts moet u de
gashendel op Snel zetten en langzaam rijden om
ervoor te zorgen dat het motortoerental hoog
blijft.
Rempedaal
Met het rempedaal kunt u de machine tot stilstand
brengen of de snelheid verminderen (Figuur 7).
18