9. Laat het sleuteltje op Aan staan totdat er een
volle straal brandstof bij de schroef naar buiten
komt.
10. Zet de ontluchtschroef weer vast en draai het
sleuteltje op Uit.
Opmerking: Normaal gesproken zal de
motor starten nadat u het brandstofsysteem hebt
ontlucht. Indien de motor echter niet start, kan er
lucht tussen de injectiepomp en de injectors zitten;
zie Injectors ontluchten.
Injectors ontluchten
U mag deze procedure uitsluitend uitvoeren nadat
u het systeem heeft ontlucht terwijl u de motor
probeert te starten zonder dat deze aanslaat. Zie
Brandstofsysteem gebruiksklaar maken
1. Draai de leidingconnector naar spuitmond
nr. 1 en de houder los.
2. Zet de gashendel op Snel.
3. Draai het sleuteltje op Start en bekijk hoe de
brandstof om de connector stroomt. Draai het
sleuteltje op Uit wanneer u een ononderbroken
straal ziet.
4. Draai de leidingconnector goed vast.
5. Herhaal deze procedure bij de overige
spuitdoppen.
Water aftappen uit brand-
stoflter/waterafscheider
Verwijder dagelijks water of ander vuil uit het
brandstoffilter/waterafscheider.
1. Ga naar het brandstoffilter en plaats daaronder
een schone opvangbak.
2. Draai de aftapplug onder de filterbus los.
3. Nadat de filterbus is afgetapt, draai u de plug
vast.
Opmerking: Vervang de filterbus om de
400 bedrijfsuren.
4. Reinig de omgeving van de plaats waar de
filterbus wordt gemonteerd.
5. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar
deze wordt gemonteerd.
6. Smeer schone olie op de pakking van de
filterbus.
7. Monteer de filterbus met de hand totdat de
pakking contact maakt en draai de filterbus
vervolgens nog een 1/2 slag.
Brandstoflters vervangen
De spuitmachine heeft 2 brandstoffilters:
een brandstoffilter/waterafscheider (tussen
de brandstofpomp en de carburateur) en een
in-line filter (tussen de brandstoftank en de
brandstofpomp). De brandstoffilters moeten om
de 400 bedrijfsuren worden vervangen.
1. Stel de parkeerrem in werking, schakel de
pomp uit, zet de motor af en verwijder het
contactsleuteltje.
2. Klem de slangen af aan beide zijden van het
in-line brandstoffilter om te voorkomen dat
er brandstof uit de slangen stroomt als u het
filter verwijdert.
3. Plaats een opvangbak onder het filter.
4. Maak de slangklemmen los en schuif ze op de
slang weg van het filter (Figuur 44).
Figuur 44
1. In-line brandstoflter
5. Trek het filter uit de brandstofslangen.
6. Monteer een nieuw filter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
Opmerking: Zorg ervoor dat de pijl voor
de stroomrichting naar de motor wijst.
45
2. Brandstoflter/waterafscheider