IV
Vloeistof stuurbekrachtiging
Controleer het niveau met afgezet-
te motor.
Het niveau moet zich tussen de
maatstreepjes MIN. en MAX. op
het reservoir bevinden.
De stuurbekrachtigingspomp mag
in geen geval zonder vloeistof wer-
ken (gezien het risico van vastlo-
pen).
Soort: Zie "Het onderhoudsboekje".
N i v e a u s
Motorolie
Controleer
het
motorolieniveau
wanneer de motor minstens tien
minuten tevoren is afgezet en de
auto op een horizontale onder-
grond staat.
Trek de oliepeilstok uit de houder.
Het niveau moet zich tussen de
maatstreepjes MIN. en MAX. op de
oliepeilstok bevinden.
Tijdens verrichtingen onder de motorkap bij warme motor kan, zelfs bij afgezet
contact, de koelventilator elk moment in werking treden.
Bijvullen motorolie
Verwijder de peilstok alvorens olie
bij te vullen.
Controleer het niveau na het bijvul-
len.
Het niveau mag nimmer boven
het maximum uitkomen.
Draai de olievuldop vast voordat u
de motorkap sluit.
Soort: Zie "Het onderhoudsboekje".
95
IV