S N E L H E I D S R E G E L A A R -
De werking van de snelheidsregelaar wordt in de volgende gevallen on-
derbroken:
- Bij intrappen van het rem- of koppelingspedaal.
- Bij het in werking treden van een van de systemen ESP of ASR.
- Bij een druk op toets 3 op het uiteinde van de bediening A.
De geprogrammeerde snelheid blijft ondanks deze handelingen gehandhaafd.
Terugkeer naar de laatst ingestelde snelheid
Druk na het uitschakelen kort op de achterzijde van toets 3.
De laatst ingestelde snelheid wordt hervat.
Verhogen van de ingestelde snelheid
Druk even op de achterzijde van de toets 4 van bediening A tot u de gewenste snelheid heeft bereikt.
Laat de toets los: de nieuwe snelheid is thans ingesteld.
Verlagen van de ingestelde snelheid
Druk toets 2 van de bediening A aan de achterzijde in, tot u de gewenste snelheid heeft bereikt (boven 40 km/uur).
Laat de toets los; de nieuw ingestelde snelheid is vastgelegd.
De ingestelde snelheid wordt in
de volgende gevallen opgehe-
ven:
- Bij stoppen en uitzetten van het
contact.
- Bij verdraaien van de schakelaar
in de stand OFF.
Maak uitsluitend gebruik van de snelheidsregelaar indien de rijom-
standigheden een constante snelheid toelaten. Gebruik deze voor-
ziening niet op drukke wegen, op een ongelijkmatig wegdek, op
gladde wegen of onder andere omstandigheden die het rijden be-
moeilijken.
De bestuurder moet oplettend blijven en altijd de volledige controle
hebben over de auto.
Houd uw voeten in de nabijheid van de pedalen.
O N / O F F
4
3
2
25
I