29.5 De pompprestatie is niet constant
Oorzaak
De voordruk van de pomp is te laag.
De aanzuigleiding of de pomp is gedeeltelijk verstopt
door verontreinigingen.
De pomp zuigt lucht aan.
29.6 De pomp draait, maar er komt geen water
Oorzaak
De aanzuigleiding of pomp is verstopt door
verontreinigingen.
De voet- of terugslagklep zit vast in gesloten positie.
Lekkage in de zuigleiding.
Er bevindt zich lucht in de zuigleiding of pomp.
29.7 De pomp draait in tegengestelde richting na te zijn uitgeschakeld.
Bij dubbelpompen draait de reservepomp vaak langzaam.
Oorzaak
Lekkage in de zuigleiding.
De voet- of terugslagklep is defect.
De voet- of terugslagklep is geblokkeerd in volledig of
gedeeltelijk open positie.
29.8 Lekkage van de asafdichting
Oorzaak
De asafdichting is defect.
29.9 Lawaai
Oorzaak
De pomp caviteert.
De pomp draait niet soepel (wrijvingsweerstand)
omdat de pompas niet goed staat.
Resonantie in de installatie.
Vreemde voorwerpen in de pomp.
102
Oplossing
Verhoog de voordruk.
Reinig de aanzuigleiding of de pomp.
1. Verhoog het vloeistofniveau aan de inlaatzijde.
2. Houd het vloeistofniveau zo constant mogelijk.
3. Verhoog de voordruk.
Oplossing
Reinig de aanzuigleiding of de pomp.
Repareer de voetklep of terugslagklep.
Controleer het aanaahlmoment van de pakkingen en
bouten.
Vervang de defecte afdichtingen.
Ontlucht de inlaatleiding of de pomp.
Oplossing
Controleer het aanaahlmoment van de pakkingen en
bouten.
Vervang de defecte afdichtingen.
Vervang de voet- of terugslagklep als deze defect is.
Repareer de voetklep of terugslagklep.
Oplossing
Vervang de asafdichting.
Oplossing
Verhoog de voordruk.
Controleer het motorlager, de slijtring en waaier, en de
asafdichting
Vervang ze als ze versleten of geblokkeerd zijn.
Bevestig de steun op de fundatie.
Voeg dempende koppelingen toe.
Zorg dat de leidingen goed worden ondersteund.
Reinig de pomp.