b
Vind [Draadknippen].
c
Tik op [ON] of op [OFF] om de gewenste instelling te
selecteren.
→ Wanneer u [ON] hebt geselecteerd, tikt u op
om de lengte van de springsteken op te geven.
Wanneer u bijvoorbeeld de waarde hebt ingesteld op
[5 mm], worden de springsteken afgeknipt op 5 mm
(13/64 inch), maar niet op 4 mm (5/32 inch).
Opmerking
• Zelfs als [Draadknippen] is ingesteld op [ON], wordt
deze instelling niet toegepast op het afknippen van
springsteekdraden tussen letterpatronen. Meer
bijzonderheden over het afknippen van
springsteken voor letterpatronen vindt u in "De
draden tussen tekens afknippen" op pagina 47.
Memo
• U kunt geen lengte voor het afknippen van springsteken
opgeven voor Tajima-borduurgegevens (.dst).
■ Wanneer u werkt met Tajima-borduurgegevens (.dst)
d
Als [Draadknippen] is ingesteld op [ON], tikt u op
en op
om het aantal transportcodes te selecteren.
De gewenste instelling wordt weergegeven.
• U kunt een waarde opgeven tussen [1] en [8]. Als u
bijvoorbeeld [3] hebt opgegeven, worden er 3
opeenvolgende springcodes omgezet in een
draadknipcode. 2 opeenvolgende springcodes worden
echter niet omgezet in een draadknipcode maar worden
geborduurd als springsteek (transportsteek).
Opmerking
• U moet het springgetal instellen op dezelfde
waarde als werd gebruikt toen de specifieke
Tajima-gegevens werden gemaakt.
Als de springgetallen niet overeenkomen, wordt de
draad op een onverwacht punt afgeknipt of niet
afgeknipt waar dat wel wordt verwacht.
Korte steken verwijderen
Als u andere borduurgegevens gebruikt dan onze
oorspronkelijke patronen, kan de steeklengte te klein zijn,
waardoor de draad of de naald kan breken. U kunt dit
voorkomen door de machine in te stellen op het verwijderen
van steken met een korte steeklengte. Steken met een kleinere
lengte dan u in deze functie opgeeft, kunnen worden
verwijderd.
Bij aankoop van de machine is [0.3] geselecteerd.
124
a
Druk op
→ Het borduurinstellingenscherm wordt weergegeven.
b
Vind [Korte steken verwijderen].
en
c
Druk op
en
De gewenste afstand wordt weergegeven.
• U kunt een waarde opgeven tussen 0 en 1 mm als de
maateenheid is ingesteld op [mm]; u kunt een waarde
opgeven tussen 0 en 0,04 inch als de maateenheid is
ingesteld op [inch].
Opmerking
• Als u de instelling wijzigt, wordt de nieuwe
instelling pas toegepast op het volgende
borduurwerk.
De resterende draadlengte opgeven
Deze instelling geeft aan of het deel van de bovendraad dat in
de naald ingeregen blijft nadat de draad is afgeknipt
(draadgedeelte dat door het oog van de naald wordt geleid)
een standaardlengte of een grote lengte heeft.
Bij aankoop van de machine is [STANDAARD LENGTE]
geselecteerd.
a
Druk op
→ Het borduurinstellingenscherm wordt weergegeven.
b
Geef
weer.
Druk op
en
c
De gewenste lengte wordt weergegeven.
• Als de machine steken overslaat bij een
standaardlengte van de draad nadat deze is afgeknipt,
selecteert u [GROTE LENGTE].
• Wanneer u metallic draad gebruikt, selecteert u
[GROTE LENGTE].
Rijgafstand van borduren wijzigen
U kunt de afstand van het patroon tot de rijgsteken instellen
op 0,0 mm (0 inch) tot 12,0 mm (1/2 inch).
Bij aankoop van de machine is [5.0 mm] geselecteerd. Zie
pagina 99 wanneer u deze instelling gebruikt.
a
Druk op
→ Het borduurinstellingenscherm wordt weergegeven.
Vind [Afstand tot rijgsteken].
b
c
Geef met
en
rijgsteken op.
en vervolgens op
.
om de steeklengte te selecteren.
en vervolgens op
.
om de instelling te selecteren.
en vervolgens op
.
de afstand van het patroon tot de