3.
Stel scherp en maak de opname.
Richt het AF-punt op het onderwerp en druk de ontspanknop half in.
Als de scherpstelling is bereikt, wordt het AF-punt blauw.
Als de scherpstelling niet wordt bereikt, wordt het AF-punt oranje.
Waarschuwing
De camera blijft het AF-punt [
Flexible Zone-AF en Servo AF zijn ingesteld, maar onder bepaalde
opnameomstandigheden (bijvoorbeeld bij kleine onderwerpen) is het volgen van
onderwerpen wellicht niet mogelijk.
Scherpstellen kan moeilijk zijn bij het gebruik van een AF-punt op de rand.
Selecteer in dat geval een AF-punt dat dichter bij het midden ligt.
Door op het scherm te tikken stelt u scherp met [1-beeld AF], ongeacht de
instelling van de AF-bediening.
Opmerking
U kunt AF-gebieden en AF-punten instellen als [
richting] is ingesteld op [Aparte AF-ptn:gebied+pt] (
] verplaatsen om onderwerpen te volgen wanneer
477
: AF-punt op basis van
).