Bougie controleren
Reinig of vervang de bougie en stel de afstand in om de
100 bedrijfsuren.
1. Bekijk het midden van de bougie(s) (Fig. 40).
Opmerking: Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt
de motor naar behoren. Een zwarte laag op de isolator
duidt meestal op een vuil luchtfilter.
2
1
Figuur 40
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
Belangrijk
Bougie(s) altijd vervangen bij zwarte laag
op de bougie, versleten elektroden, vettige laag op de
bougie of scheuren.
2. Reinig de elektroden door te schrapen of met een
staalborstel om koolstofaanslag en nattigheid te
verwijderen.
3. Controleer de afstand tussen de centrale elektrode en de
massa-elektrode en verbuig de massa-elektrode als de
afstand niet correct is (Fig. 40).
Bougie
monteren
(s)
1. Monteer de bougie(s).
Opmerking: Controleer of de elektrodenafstand correct
is.
2. Draai de bougie(s) vast met een torsie van 22 Nm.
3. Sluit de kabel(s) aan op de bougie(s) (Fig. 39).
3
0,75 mm
3. Elektrodenafstand (niet
op schaal weergegeven)
36
Brandstoffilter vervangen
Vervang het brandstoffilter om de 200 bedrijfsuren of
jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
Na verwijdering mag u nooit een vuil filter opnieuw aan de
brandstofslang monteren.
1. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels in de
neutraalstand en stel de parkeerrem in werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te verlaten.
3. Laat de motor afkoelen.
4. Sluit de brandstofafsluitklep op het bedieningspaneel.
5. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar toe
en schuif ze weg van het filter (Fig. 41).
1
2
3
4
Figuur 41
1. Brandstofklep
2. Slangklem
6. Trek het filter uit de brandstofslangen.
7. Monteer een nieuw filter en schuif de slangklemmen
terug tot dicht bij het filter (Fig. 41).
8. Open de brandstofafsluitklep op het bedieningspaneel.
m–7702
3. Brandstofslang
4. Brandstoffilter