Vooruitrijden
1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten,
blz. 19.
2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand.
3. Om vooruit te rijden, duwt u de schakelhendels
langzaam naar voren (Fig. 16).
3
4
Figuur 16
1. Schakelhendel –
onvergrendelde
neutraalstand
2. Centrale onvergrendelde
stand
Opmerking: De motor zal afslaan als u het tractiepedaal
intrapt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld.
Achteruitrijden
1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand.
2. Om achteruit te rijden, trekt u de schakelhendels
langzaam naar achteren (Fig. 16).
Tips voor de besturing
Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige
druk uitoefenen op beide schakelhendels (Fig. 16).
Om te draaien, beweegt u de schakelhendel in de
richting waarin u wilt draaien (Fig. 16).
Opmerking: Hoe verder u de schakelhendels beweegt
(in beide richtingen), des te sneller zal de machine in de
gewenste richting rijden.
Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in de
neutraalstand.
2
1
m–2715
3. Vooruit
4. Achteruit
21
De machine stoppen
1. Zet de tractiehendels in de neutraalstand en koppel ze
los om ze vast te zetten.
2. Schakel de aftakas uit.
3. Draai het contactsleuteltje op Uit om de motor af te zetten.
4. Als u de machine achterlaat, moet u tevens de
parkeerrem in werking stellen; zie Parkeerrem in
werking stellen, blz. 18.
5. Verwijder het sleuteltje uit het contact.
Voorzichtig
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen
terwijl deze onbeheerd staat.
Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel
de parkeerrem in werking wanneer u de machine
onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een
paar minuten.
De maaihoogte instellen
De maaihoogte kan worden ingesteld van 38 tot 114 mm in
stappen van 6 mm door de gaffelpen in verschillende
openingen te plaatsen.
1. Zet de maaihoogtehendel omhoog in de transportstand
(tevens de maaihoogtestand van 114 mm) (Fig. 17).
Figuur 17
1. Maaihoogtehendel
2. Verwijder de gaffelpen uit de maaihoogtebeugel (Fig. 17).
3. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die
correspondeert met de gewenste maaihoogtestand, en
steek daarin de gaffelpen (Fig. 17).
4. Zet de maaihoogtehendel omlaag op de gaffelpen (Fig. 17).
1
2
m–4122
2. Gaffelpen