② Sneeuwschakelaar
• Druk op de sneeuwschakelaar ② om het
voertuig in de sneeuwmodus te zetten.
• Deze modus wordt aangeraden
op wegen met een redelijk sterke
ondergrond die zijn bedekt met een
laag los en glad materiaal (zoals gras,
sneeuw, ijs of gravel).
• In de sneeuwmodus beschikt
u over optimale sleep-, rij- en
manoeuvreerfuncties in gladde
omstandigheden. Het gaspedaal
wordt voorzichtig gebruikt.
③ MODUS-schakelaar
• De standaardinstelling is NORMAAL.
• Zet de schakelaar ③ omhoog om naar
de ECO-modus te gaan.
• Zet de schakelaar ③ omlaag om naar de
SPORT-modus te gaan.
• Zet de schakelaar ③ herhaaldelijk
omlaag om te schakelen tussen
NORMAAL → SPORT → ECO →
NORMAAL.
• Zet de schakelaar ③ herhaaldelijk
omhoog om te schakelen tussen
NORMAAL → ECO → SPORT →
NORMAAL.
• ECO (Ecologie, Conservering,
Optimalisatie): gematigd
voertuigvermogen, comfortabele rij- en
meerijervaring, zuiniger.
• Normaal (NORMAAL): standaardmodus,
voor standaardrijomstandigheden.
• Sport (SPORT): het voertuig heeft
een goed vermogen, maar de
acceleratieprestaties nemen bij een
bijna lege accu en bij hoge of lage
temperaturen af.
HERINNERING
•
De rijmodi worden gerangschikt
als SPORT, NORMAAL en ECO,
in afnemende volgorde van
rijvermogen. Zorg ervoor dat u veilig
rijdt.
OPGEPAST!
•
Het kan helpen bij zachte sneeuw
het ESC-systeem uit te schakelen
als de motorprestaties afnemen
door activering van de dynamische
stabiliteitscontrole. U moet het ESC-
systeem opnieuw starten als de
omstandigheden weer normaal zijn.
Schakelaar voor
alarmknipperlichten
Als u op de knop
drukt, beginnen alle
richtingaanwijzers en bijbehorende lampjes
op het instrumentenpaneel te knipperen.
Als u nogmaals op
drukt, stoppen ze alle
met knipperen.
OPGEPAST!
•
Met de alarmknipperlichten
waarschuwt u bestuurders en andere
verkeersdeelnemers voor mogelijke
risico's.
04
77