Inhoudsopgave
Advertenties
• Als de LDW is geactiveerd, geeft deze
alarmen (in de vorm van geluid, visuele
alarmen en trillen van het stuur). Op het
instrumentenpaneel worden de virtuele
lijnen van de rijstroken aan de kant waar
het voertuig over de belijning rijdt rood.
• Als de LDP is geactiveerd, geeft deze
alarmen (in de vorm van geluid, visuele
alarmen en trillen van het stuur). Op
het instrumentenpaneel knippert het
pictogram
tweemaal en de virtuele
lijnen van de rijstroken aan de kant
waar het voertuig over de belijning rijdt
worden blauw.
• In geval van een storing wordt er een
pictogram
weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Beperkingen van het systeem
• Het rijstrookhulpsysteem kan onjuiste
of geen lijnen detecteren in complex
verkeer. Het systeem werkt in de
volgende gevallen niet of de prestaties
verminderen aanzienlijk.
•
Slecht zicht op dagen met sneeuw,
regen en mist;
•
Vuile of beslagen voorruit of
geblokkeerde multifunctionele
videocontroller;
•
Schittering van direct zonlicht,
reflecties of tegemoetkomende
voertuigen;
•
Plotselinge veranderingen in licht,
zoals bij het in-/uitrijden van tunnels;
•
De wegbelijning is slecht zichtbaar
door schaduw van bomen op de weg
bij direct zonlicht op zonnige dagen;
•
Niet te identificeren wegkanten met
gras, grond of stoepranden.
132
Voorzorgsmaatregelen
• De LDW wordt onderdrukt als de
richtingaanwijzer wordt gebruikt en
het voertuig van rijstrook wisselt, zoals
aangegeven door de richtingaanwijzer.
• De LDW kan worden onderdrukt als het
voertuig over wegbelijning rijdt of de
lijnen onduidelijk, te dun, versleten,
vervaagd of bedekt zijn door vuil/
sneeuw.
• De LDW kan worden onderdrukt als
de rijstrook te breed of te smal is, het
aantal rijstroken toe- of afneemt, de
rijstrookmarkering plotseling verandert
bij op- of afritten of in situaties met
complexe belijning.
• De LDW kan worden onderdrukt als het
voertuig zich te dicht op een voorligger
bevindt of de voorligger de belijning
verbergt, op hellingen of bochtige
wegen.
• De LDW kan worden onderdrukt als het
voertuig schokt of te snel accelereert of
vertraagt of een scherpe bocht neemt.
• De werking van het systeem kan worden
aangetast als de voorruit in het zichtveld
van de camera is gebarsten, het glas is
gekleurd of onvoldoende is gecoat of
als er enig reflecterend voorwerp wordt
geplaatst of het dasboard of andere
voorwerpen het zicht van de camera
verstoren.
• Test de LDW-functie om
veiligheidsredenen niet zelf. De functie
wordt onderbroken als een voorwerp
de camera blokkeert of deze wordt
blootgesteld aan scherp licht. De functie
werkt weer zodra de omstandigheden
terugkeren naar normaal. Als dit niet
het geval is, wordt het aanbevolen om
contact op te nemen met een erkende
BYD-dealer of erkend BYD-servicebedrijf.
Advertenties
Inhoudsopgave
