Storingen verhelpen
2.
Flacon met afdichtmiddel voor tijdelijke
reparatie van de band.
3.
Slang voor het injecteren van
afdichtmiddel.
4.
Slang voor het aanzuigen van
afdichtmiddel, indien noodzakelijk.
5.
Zakje met reserveventiel, een
ventieltrekker en een sticker met de
snelheidslimiet.
De sticker met snelheidslimiet moet op
het stuurwiel worden geplakt om u te
herinneren aan het feit dat de band tijdelijk
is gerepareerd.
Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80 km/h.
92
Reparatiemethode
Dichten van het lek
F Zet het contact uit.
F Vink op de sticker aan welke band
gerepareerd moet worden en plak de sticker
op het stuur zodat u er steeds aan herinnerd
wordt dat u de band slechts tijdelijk kunt
gebruiken.
F Schud de flacon goed, verwijder de dop en
draai de slang voor het injecteren van het
afdichtmiddel op de flacon.
Verwijder niet het voorwerp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band.
F Verwijder de dop van het ventiel van de
lekke band.
F Draai het ventiel los en verwijder het met
behulp van de ventieltrekker; bewaar het
ventiel op een schone plek.
F Sluit de slang voor het injecteren van het
afdichtmiddel aan op de ventielschacht van
de lekke band.
F Knijp de flacon (ondersteboven) een paar
keer stevig in om al het afdichtmiddel in
de lekke band te spuiten.
F Maak de slang los.