K
K
A
A
N
N
T
T
E
E
L
L
H
H
E
E
F
F
B
B
O
O
O
O
M
M
K
K
A
A
N
N
T
T
E
E
L
L
E
E
N
N
K
K
A
A
N
N
T
T
E
E
L
L
V
V
A
A
R
R
E
E
V
V
A
A
R
R
E
E
N
N
(
(
G
G
E
E
B
B
(
(
G
G
E
E
B
B
L
L
O
O
K
K
K
K
E
E
E
E
R
R
D
D
)
)
5.
Om de motor omlaag te kantelen:
beweeg de kantelblokkering naar de
stand TILT, pak de greep van de
motorafdekkap vast en kantel de
motor iets voorover. Laat de motor
voorzichtig in de gewenste positie
zakken.
Als de buitenboordmotor gekanteld is,
vaar dan met lage snelheid.
Zet de kantelblokkeerhendel na het
kantelen in de stand VERGRENDELD.
Als u achteruit gaat varen en de
kantelblokkeerhendel in de stand
KANTELEN staat, kan de motor
omhoog komen, hetgeen zeer
gevaarlijk is.
Aanmeren
E
E
N
N
N
N
• • • • • • •
L
L
O
O
K
K
K
K
E
E
E
E
R
R
D
D
)
)
Kantel de motor voorover met behulp
van de hendel voor de kantelblokkering.
Gebruik deze inrichting bij het
aanmeren van de boot.
1.
Zet de kantelhendel vrij en trek de
buitenboordmotor met de
handgreep op de kap zover mogelijk
omhoog.
WERKING (type G)
HENDEL KANTELBLOKKERING
(Vergrendelpositie)
VRIJ
G
G
E
E
B
B
L
L
O
O
K
K
K
K
E
E
E
E
R
R
D
D
2.
Beweeg de hendel van de
kantelblokkering naar de stand
LOCK en laat de buitenboordmotor
langzaam zakken.
3.
Zet de kantelhendel vast.
4.
Zet de kantelhendel vrij om de
motor te kantelen en zet, zodra de
motor in de juiste positie staat, de
kantelhendel weer vast.
87