De startmotor trekt een grote
hoeveelheid stroom. Bedien de
startmotor daarom niet langer dan 5
s achter elkaar. Als de motor niet
aanslaat binnen 5 seconden, laat
dan de schakelaar los en wacht
minstens 10 seconden voordat de
startmotor opnieuw in werking
wordt gezet.
Zet het contactslot niet in stand
START terwijl de motor draait.
HENDEL VERSNELD
STATIONAIR TOERENTA
5.
Beweeg, na het aanslaan van de
motor, de hendel voor het verhogen
van het stationair toerental
langzaam naar de stand waarin de
motor niet afslaat en zet hem in deze
stand vast.
STARTEN VAN DE MOTOR (type R)
CONTROLEOPENING KOELWATER
6.
Controleer na het starten of er
koelwater uit de controleopening
stroomt. De hoeveelheid water die
uit de controleopening stroomt kan
variëren door de werking van de
thermostaat, maar dit is normaal.
KOELWATERINLAAT
(beide zijden)
63