WERKING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN EN INSTRUMENTEN
Snelheidsmeter
1
3
1. Snelheidsmeter
Wanneer de sleutel naar "ON" wordt ge-
draaid, slaat de naald van de snelheidsme-
ter eenmaal helemaal uit tot aan de hoogste
snelheid en keert daarna weer terug naar
nul om het elektrische circuit te testen.
Kilometerteller, rittellers, brandstofre-
serve-ritteller, brandstofmeter en klok
1
1. Kilometerteller/ritteller/ritteller brandstofre-
serve/brandstofmeter/klok
Door indrukken van de "SELECT"-schake-
laar wisselt de weergave tussen de kilome-
tertellermodus "Odo", de rittellermodi "Trip
1" en "Trip 2", de brandstofmetermodus en
de klokmodus, in de onderstaande volgor-
de:
Odo → Trip 1 → Trip 2 → Brandstofmeter
→ Klok → Odo
OPMERKING
In elke geselecteerde weergavemodus kunt
u de toets "RESET" minder dan 1 seconde
lang ingedrukt houden om de klok 5 secon-
den lang te laten weergeven.
3-5
Als het waarschuwingslampje brandstofni-
veau gaat branden (zie pagina 3-2), wisselt
de weergave automatisch naar de brand-
stofreserve-ritteller "Trip F" en wordt de af-
gelegde
afstand
vanaf
aangegeven. In dat geval wordt door het in-
drukken van de "SELECT"-schakelaar in de
onderstaande volgorde gewisseld tussen
de diverse weergaven van rittellers, kilome-
terteller, brandstofmeter en klok:
Trip F → Trip 1 → Trip 2 → Brandstofmeter
→ Klok → Odo → Trip F
Om een ritteller op nul terug te stellen, se-
lecteert u deze door op de "SELECT"-
schakelaar te drukken en houdt u daarna
de "RESET" minstens één seconde lang in-
gedrukt. Wanneer u de brandstofreserve-
ritteller niet zelf met de hand op nul terug-
stelt, wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km (3 mi) is gereden
en verschijnt de vorige weergavemodus
weer.
dat
punt