4. ONDERHOUD EN INSPECTIE
4.3 Punten voor periodieke
inspecties
4.3.1 Inspectie na de eerste 50
draaiuren (of na 1 maand)
(1) Vervang de smeerolie en het
smeeroliefilter (1ste keer)
Tijdens de eerste draaiuren van de
motor vervuilt de olie snel ten gevolge
van aanloopslijtage van de inwendige
onderdelen. De smeerolie moet daar-
om al snel worden vervangen. Ver-
vang tegelijkertijd het smeeroliefilter.
Het is het gemakkelijkst en het effec-
tiefst als u de olie aftapt terwijl de mo-
tor nog warm is.
1. Verwijder de oliepeilstok. Beng de
olieafzuigpomp aan en tap de olie af.
Om het aftappen te vereenvoudigen
verwijdert u de (gele) vuldop boven
het kleppendeksel of de tandwielkast.
2. Verwijder het oliefilter met de filter-
sleutel (Met de klok meedraaien.)
3. Maak het montagevlak van het filter
schoon en maak het nieuwe filter vast
(met de hand aandraaien tot het de
pakking raakt).
NL
4. Draai het filter nog 3/4 omwenteling
met de filtersleutel. (Met de klok mee-
draaien. Aanhaalmoment: 20~24 Nm
(177-212 lb-in))
5. Vul de motor met nieuwe smeerolie;
zie 3.2.2.
42
6. Laat de motor proefdraaien en contro-
leer op olielekkage.
7. Neem ongeveer 10 minuten nadat de
motor gestopt is de oliepeilstok uit en
controleer het olieniveau; voeg olie
toe als het niveau te laag is.
VOORZICHTIG
Pas op voor oliespatten als u de
olie afzuigt terwijl de olie nog heet
is.
(2) Keerkoppelingolie vervangen (1e
keer)
Tijdens de eerste draaiuren van de
motor vervuilt de olie snel ten gevolge
van aanloopslijtage van de inwendige
onderdelen. De smeerolie moet daar-
om al snel worden vervangen.
1. Verwijder de dop uit de vulopening en
breng de olieafzuigpomp aan. Tap de
olie af.
2. Vul de koppeling met nieuwe smeero-
lie; zie 3.2.3.
3. Laat de motor proefdraaien en contro-
leer op olielekkage.
(3) Vervang de Sail Drive olie (1e keer)
Volg de procedure uit de Sail Drive be-
dieningshandleiding voor het vervan-
gen van de Sail Drive olie.
(4) De (optionele) brandstoftank aftap-
pen
Plaats een schaal onder de aftap-
kraan om de brandstof op te vangen.
Open de aftapkraan en laat eventueel
aanwezig water of vuil weglopen dat
zich heeft verzameld.
Sluit de aftapkraan zodra het water en
het vuil weggespoeld zijn en de uit-
stromende brandstof helder is.
(5) Inlaat-/uitlaatklepspelingen inspec-
teren en afstellen (1e keer)