3. BEDIENING
3.3.3 Bediening
(1) Motor versnellen en vertragen
Gebruik de gashendel om het toeren-
tal te verhogen of te verlagen. Ver-
plaats de hendel langzaam.
(2) Keerkoppeling(vooruit/vrij/achter-
uit)
A NEUTRAL
Gebruik de koppelingshendel om de
vaarrichting te veranderen van vooruit
FORWARD via vrij (boot gestopt,
NEUTRAL) naar achteruit REVERSE.
LET OP
Als u de koppeling gebruikt bij een
hoog toerental of als u de hendel
niet helemaal doordrukt naar de
eindstand (half ontkoppeld), leidt
dat tot schade en abnormale slijta-
ge aan de onderdelen van de kop-
peling.
NL
1. Breng het motortoerental met de
gashendel terug (minder dan 1000
opm) voordat u de keerkoppeling be-
dient. Verplaats de gashendel lang-
zaam naar een stand voor hogere
snelheid nadat de bediening van de
koppeling voltooid is.
2. Bijomschakelen tussen vooruit en
achteruit is het noodzakelijk de koppe-
ling eerst vrij te maken en dan even te
wachten alvorens door te schakelen
34
A
naar de gewenste stand. Schakel niet
abrupt van vooruit naar achteruit of
omgekeerd.
3. Zet de koppelingshendel heel nauw-
keurig in de stand FORWARD, NEU-
TRAL, of REVERSE.
3.3.4 Aandachtspunten tijdens
bedrijf
Wees altijd bedacht op mogelijke proble-
men als de motor draait.
Let extra goed op de volgende zaken:
(1) Stroomt er voldoende water uit de
uitlaat?
Zet de motor meteen stil als de zeewa-
terafvoer te gering is. Spoor de oor-
zaak op en repareer het defect.
(2) Is de kleur van de uitlaatgassen
normaal?
Blijvend zwarte uitlaatgassen zijn een
signaal voor overbelasting van de mo-
tor. Omdat dit de levensduur van de
motor verkort, moet u overbelasting
vermijden.
(3) Zijn er abnormale trillingen of gelui-
den?
Afhankelijk van de constructie van de
romp kunnen de motor en de romp in
resonantie (extra heftige vibratie) ge-
raken binnen een specifiek toerenge-
bied van de motor. Vermijd
motorbedrijf in dit toerengebied. Zet
de motor af en onderzoek de
(4) Gaat de waarschuwingszoemer tij-
dens bedrijf?
Verlaag het motortoerental meteen als
de waarschuwingszoemer gaat. Be-
kijk de signaallampen en zet de motor
stil voor reparatie.
(5) Lekt er water, olie of dieselolie?
Zitten er bouten los? Kijk regelmatig in
de motorruimte of er iets mis is.