3. BEDIENING
VOORZICHTIG
Als het vaartuig is voorzien van een
waterlift-uitlaat (waterslot), kan
overmatig starten zonder aanslaan
(tornen) tot gevolg hebben dat zee-
water de cilinders binnendringt,
wat schadelijk is voor de motor.
(4) Lucht aftappen uit het brand-
stofsysteem bij startproblemen
Als de motor alleen maar stationair wil
draaien of na verschillende pogingen
niet wil starten, zit er mogelijk lucht in
het brandstofsysteem. In dat geval
kan de brandstof de brandstofinjectie-
pomp niet bereiken. Laat de lucht uit
het brandstofsysteem ontsnappen vol-
gens de onderstaande werkwijze:
Lucht uit het brandstofsysteem verwij-
deren
1. Controleer het brandstofpeil in de
brandstoftank. Vul zo nodig bij.
2. Draai de aftapbout boven op de
brandstof-/ waterafscheider 2 à 3 sla-
gen los. Draai de bout weer vast zodra
er brandstof zonder bellen uit de af-
tapbout stroomt.
3. Draai de luchtaftapbout op het brand-
stoffilter in 2 of 3 slagen los.
4. Voer brandstof aan met de brandstof-
opvoerpomp door de hefboom aan de
linkerkant van de pomp op en neer te
bewegen.
5. Laat de brandstof met luchtbellen uit
de aftapopeningen stromen tot er
geen luchtbellen meer meekomen.
Draai de aftapbouten weer vast. Het
brandstofsysteem is nu ontlucht. Pro-
beer de motor opnieuw te starten.
6. Terwijl de motor na de start door-
draait, zorgt het automatische ontluch-
tingssysteem ervoor dat de lucht uit
het brandstofsysteem verdwijnt. Bij
normaal motorgebruik is het niet nodig
te ontluchten.
(5) Na de start van de motor
Controleer na de start, bij lage motor-
snelheid, de volgende punten:
1. Ga na of de meters en de verklikker-
apparatuur op het instrumentenbord
de normale toestand melden.
2. Controleer of er water of olie uit de
motor lekt.
3. Ga na of de kleur van de uitlaatgas-
sen, de trillingen en het geluid van de
motor normaal zijn.
4. Houd, terwijl de boot nog stil ligt, de
motorsnelheid nog laag om de
smeerolie naar alle delen van de mo-
tor te pompen.
5. Controleer of er voldoende koelwater
uit de uitlaat stroomt. Gebruik van de
motor met onvoldoende zeewater-
doorstroming leidt tot schade aan de
waaier van de zeewaterpomp. Zet de
motor meteen stil als de zeewateraf-
voer te klein is. Spoor de oorzaak op
en repareer het defect.
• Is de zeewaterkraan open?
• Is het inlaatrooster in de rompbodem
verstopt?
• Is de zeewateraanzuigslang defect of
zuigt deze slang lucht aan ten gevolge
van een losse verbinding?
LET OP
De motor zal niet alleen vastlopen
als hij draait terwijl de afvoer van
koelend zeewater te klein is, maar
ook als u de motor gebruikt zonder
opwarmperiode.
NL
33